ECLI:NL:OGAACMB:2022:81

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
AUA202200723
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ambtenaar in het kader van disciplinaire procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen klager, een ambtenaar werkzaam bij het Departamento di Meteorologico Aruba (DMA), en de Gouverneur van Aruba. Klager was met ingang van 13 oktober 2021 in zijn ambt geschorst op basis van een landsbesluit van 4 februari 2022, wegens dienstbelang en in afwachting van een disciplinaire strafoplegging. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, welke op 16 maart 2022 werd ingediend. De zaak werd behandeld op 19 september 2022, waarbij klager werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.G. Kock, en de Gouverneur werd vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn van dertig dagen was ingediend. Klager heeft aangevoerd dat hij ten onrechte is geschorst en dat de beschuldigingen van plichtsverzuim ongegrond zijn. De ambtenarenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de gedragingen van klager die de sfeer op de werkvloer zouden hebben aangetast en de veiligheid van het luchtverkeer in gevaar zouden hebben gebracht.

De rechter heeft geconcludeerd dat er voldoende grond was voor de schorsing, maar dat deze niet langer mocht duren dan noodzakelijk. Gezien de voortgang van het disciplinaire onderzoek en de omstandigheden rondom klagers terugkeer naar de werkvloer, heeft de rechter de schorsing gewijzigd en bepaald dat deze zal duren tot uiterlijk drie weken na de uitspraak. Het bezwaar van klager is gegrond verklaard, en het landsbesluit van 4 februari 2022 is vernietigd voor zover het de duur van de schorsing betreft. De Gouverneur is veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan klager.

Uitspraak

Uitspraak van 31 oktober 2022
Gaza nr. AUA202200723

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 4 februari 2022 (het bestreden landbesluit), door klager ontvangen op 17 februari 2022, heeft verweerder besloten om klager met ingang van de dag na dagtekening van het bestreden landsbesluit, wegens dienstbelang, in zijn ambt te schorsen tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Hiertegen heeft klager op 16 maart 2022 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Verweerder heeft op 9 september 2022 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2022. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking is genomen.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Het gerecht stelt vast dat klager het bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn heeft ingediend. Klager heeft echter aangevoerd het bestreden landsbesluit op 17 februari 2022 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar wel is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Klager is ambtenaar, werkzaam als
guidance observatorbij het Departamento di Meteorologico Aruba (DMA).
2.2
Bij brief van 12 oktober 2021 is aan klager de toegang tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voertuigen van het DMA ontzegd met ingang van 13 oktober 2021, voor de duur van zes weken. Bij brief 23 van november 2021 werd de toegangsontzegging met zes weken verlengd.
2.3
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten om klager met ingang van de dag na dagtekening van het bestreden landsbesluit in zijn ambt te schorsen tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
De standpunten van partijen
3.1
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat jegens klager een disciplinair onderzoek is opgestart om te bepalen of hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, en dat het wenselijk wordt geacht om in het belang van de dienst hem in zijn ambt te schorsen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager met zijn gedrag de sfeer tussen collega’s bij het DMA in ernstige mate heeft beschadigd en de veiligheid van het luchtverkeer in gevaar heeft gebracht waardoor het DMA geen vertrouwen meer kan hebben in klager als een goed ambtenaar. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat (i) klager meermaals dienstinstructies weigert aan te nemen van zijn leidinggevende, (ii) dat klager voor onrust en onenigheid bij het DMA zorgt, (iii) dat klager zich schuldig maakt aan discriminatie, (iv) dat het onderzoek zich thans in een afrondende fase bevindt, maar nog niet afgelopen is en (v) dat de verzekering van de continuïteit door de terugkomst van klager in het gedrang zou komen. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat het disciplinaire onderzoek bijna is afgerond en dat het wederhoor heeft plaatsgevonden.
3.2
Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat (i) er geen enkele grondslag bestaat om hem enig disciplinaire sanctie op te leggen en derhalve ook geen redenen bestaat om hem in afwachting daarvan in zijn ambt te schorsen, (ii) dat de beschuldigingen zich nimmer hebben voorgedaan en (ii) dat het aan verweerder is om de beschuldigingen te bewijzen. Klager meent dan ook dat de opgelegde maatregel ten onrechte is opgelegd en dat het bestreden landsbesluit niet in stand kan blijven. Ter zitting heeft klager te kennen gegeven dat hij, nadat het bestreden landsbesluit door de voorzieningenrechter op 25 april 2022 is geschorst, inmiddels teruggekeerd is tot de werkvloer.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 47 lid 1 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (Lma) is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
4.2
Ingevolge artikel 48, eerste lid, van de Lma kan aan de ambtenaar door of namens de betrokken minister de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk, dan wel het verblijf aldaar, worden ontzegd.
4.3
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
4.4
Ingevolge artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma kan onverminderd het bepaalde in artikel 82 de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt in andere gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
De beoordeling
5.1
Het schorsingsbesluit is gebaseerd op artikel 87, eerste lid, aanhef en onder c van de Lma. Het gaat hier derhalve om de bevoegdheid van een bestuursorgaan om een ordemaatregel te treffen.
5.2
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).
5.3
Wat betreft de vraag of er in dit geval voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel bestaat, overweegt de ambtenarenrechter allereerst dat het vermoeden van het door klager gepleegde plichtsverzuim voldoende concreet in het schorsingsbesluit staat omschreven, te weten – kort gezegd – dat klager met zijn gedrag de sfeer tussen collega’s bij het DMA in ernstige mate heeft beschadigd en de veiligheid van het luchtverkeer in gevaar heeft gebracht.
5.4
Gezien het rapport van 3 juni 2021 met betrekking tot het incident van 18 mei 2021 en de brieven van 17 maart 2020, 2 juni 2020 en 14 juni 2021, waarin de in het schorsingsbesluit vermelde gedragingen van klager door diverse medewerkers worden bevestigd, overweegt de ambtenarenrechter dat de door verweerder aangedragen feiten en omstandigheden een voldoende grondslag vormen voor de ten aanzien van klager getroffen maatregel. Er heeft zich de concrete verdenking voorgedaan dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Naar het oordeel van de ambtenarenrechter is het schorsingsbesluit genomen op goede, aan het dienstbelang ontleende, gronden. De ambtenarenrechter laat zich in het kader van deze procedure niet uit over de vraag of de verdenking terecht is.
5.5
De ambtenarenrechter is van oordeel dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek. In het bestreden landsbesluit staat dat de schorsing zal duren tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging. Aan klager is met ingang van 13 oktober 2021 voor een periode van zes weken de toegang tot het werk ontzegd, waarna op 23 november 2021 die periode met zes weken werd verlengd. In het bestreden landsbesluit van 4 februari 2022 is opgenomen ‘dat het onderzoek zich thans in een afrondende fase bevindt maar nog niet afgelopen is’. Ter zitting heeft verweerder verklaard geen informatie te hebben over wanneer het disciplinaire onderzoek concreet zal worden afgerond. Het wederhoor heeft plaatsgevonden en men wacht nu op de input van de directeur, waarna vervolgens een besluit genomen kan worden over de disciplinaire straf. Klager is vanaf eind april 2022 weer werkzaam bij het DMA en gesteld noch gebleken is dat hij vanaf dat moment het vliegverkeer in gevaar heeft gebracht. Verweerder heeft slechts gesteld dat zijn aanwezigheid voor spanning en onrust zorgt. De ambtenarenrechter overweegt dat, al deze omstandigheden in aanmerking genomen, in redelijkheid niet kan worden volgehouden dat het belang van de dienst nog langer kan vorderen dat de schorsing voortduurt.
5.6
De ambtenarenrechter ziet gelet op het bovenstaande dan ook aanleiding om de bestreden beslissing op dit punt te wijzigen en te bepalen dat de schorsing duurt tot uiterlijk drie weken na de datum van deze uitspraak.
5.7
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar gegrond is.
5.8
Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het bezwaar gegrond;
  • vernietigt het landsbesluit van 4 februari 2022, voor zover het ziet op de duur van de schorsing;
  • bepaalt dat de schorsing zal duren tot uiterlijk drie weken na de datum van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.