In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een ontslagbesluit. Klaagster, die sinds 1 januari 1990 als ambtenaar in dienst was, kreeg op 23 mei 2022 een eervol ontslag aangeboden, met ingang van 1 maart 2022, op basis van artikel 98 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht. Klaagster maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het gerecht oordeelde dat zij niet-ontvankelijk was in haar bezwaar omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Klaagster stelde dat zij het ontslag pas op 7 juni 2022 had ontvangen, wat door verweerder niet werd betwist. Het gerecht oordeelde dat het bezwaar ontvankelijk was, omdat klaagster binnen de gestelde termijn had gereageerd.
De zaak draaide om de vraag of het ontslag terecht was gegeven op basis van het willekeurig verbreken van het dienstverband. Het gerecht overwoog dat klaagster zich niet had gehouden aan de verplichtingen van haar dienstverband, met name door haar negatieve houding en het niet meewerken aan voortgangsgesprekken. Klaagster had in de periode van haar proefplaatsing veelvuldig verzuimd en had zich op haar eerste werkdag ziekgemeld. Het gerecht concludeerde dat de werkgever, gezien de omstandigheden, het ontslag mocht opleggen. Het bezwaar van klaagster werd ongegrond verklaard, en het gerecht oordeelde dat er geen gronden waren voor een proceskostenveroordeling.