ECLI:NL:OGAACMB:2022:65

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
AUA202103825
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar in het kader van arbeidsongeschiktheid en de ontvankelijkheid van het bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4). De bestreden beschikking, gedateerd 24 mei 2021, wees het bevorderingsverzoek af op basis van de arbeidsongeschiktheid van klaagster gedurende de beoordelingsperiode. Klaagster had in totaal 274 dagen arbeidsongeschikt gemeld, wat volgens verweerder een negatieve invloed had op haar functioneren en beoordeling. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, stellende dat zij niet het gehele jaar arbeidsongeschikt was en dat andere collega's in vergelijkbare situaties wel bevorderd zijn.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was. De rechter oordeelde dat de bestreden beschikking niet voldoende gemotiveerd was en dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek niet in overeenstemming was met de geldende regelgeving. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de periode van arbeidsongeschiktheid niet zodanig lang was dat dit een negatief oordeel over het functioneren van klaagster rechtvaardigde. De bestreden beschikking is vernietigd en verweerder is opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het bevorderingsverzoek van klaagster.

Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, begroot op Afl. 1.400,-. De uitspraak is gedaan op 29 augustus 2022 en kan door beide partijen worden aangevochten in hoger beroep bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 29 augustus 2022
Gaza nr. AUA202103825

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. C.L. Geerman (DWJZ)

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 24 mei 2021 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klaagster om een bevordering naar de rang klerk 1ste klasse (schaal 4), afgewezen.
Hiertegen heeft klaagster bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht op 23 december 2021.
Verweerder heeft op 30 mei 2022 een contramemorie met stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 6 juni 2022. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 27 november 2021 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
De feiten
2.1
Klaagster was in de periode van 1 juli 2013 tot 1 juli 2016 op contractbasis werkzaam bij Departamento di Impuesto. Vanaf 1 december 2016 was zij op contractbasis werkzaam bij Bureau Interne Diensten (BID) in de functie van baliemedewerker in schaal 3, dienstjaar 6.
2.2
Bij landsbesluit van 5 december 2017 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 juli 2017 aan te stellen als ambtenaar in vaste dienst en haar te benoemen in de rang van klerk (schaal 3) de functie van baliemedewerker bij BID. De functie van baliemedewerker is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 4.
2.3
Bij brief van 7 januari 2020 heeft klaagster verzocht om haar met ingang van 1 juli 2020 te bevorderen naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4).
2.4
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder het bevorderingsverzoek van klaagster afgewezen. In de bestreden beschikking staat onder meer:
“(…)
Uit het web portaal van de Sociale Verzekeringsbank blijkt dat u gedurende de anciënniteitsperiode (beoordelingsperiode) van 1 december 2016 tot heden in totaal 274 dagen arbeidsongeschikt was.
(…)
U bent vanaf 26 augustus 2020 wederom arbeidsongeschikt.
Dit leidt ertoe dat over deze periode geen oordeel kan worden gegeven omtrent uw functioneren.
(…).”
Standpunten van partijen
3.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de afwijzing van haar bevorderingsverzoek, en heeft zich daarbij - samengevat - op het standpunt gesteld dat er begin 2019 bij haar kanker is geconstateerd en zij is uitgezonden naar Colombia waar zij enige maanden behandeld is geworden. Klaagster kon probleemloos worden beoordeeld omdat zij niet het gehele jaar arbeidsongeschikt is geweest. Er zijn andere collega’s die ook langdurig arbeidsongeschikt zijn geweest, wel bevorderd, aldus klaagster.
3.2
Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat klaagster 274 dagen arbeidsongeschikt is geweest in de beoordelingsperiode van vier jaar. Om deze reden wordt de ingangsdatum van de bevordering met negen maanden verschoven. Zij kan pas met ingang van 1 september 2021 naar rang van klerk 1ste klasse (schaal 4) bevorderd worden.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (gunstige beoordelingsvereiste).
4.3
Voor een bevordering naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4) is vereist:
a. diploma V.W.O. of een ten minste daaraan gelijkwaardige opleiding;
b. vacature; of
c. als onder C;
d. ten minste vier jaar dienst in de rang van klerk;
e. vacature; of
f. de opleiding voor benoembaarheid tot adjunct-commies tot en met het derde leerjaar met gunstig gevolg voltooid hebben;
g. vacature; of
h. diploma M.E.A.O. c.q. M.A.O., richting secretariaat (volledige opleiding voor directiesecretaresse);
i. vacature; of
j. Nederlands diploma archiefverzorging I;
k. vacature; of
l. praktijkdiploma boekhouden van de Nederlandse associatie voor praktijkexamens;
m. vacature; of
n. de middelbare opleiding voor administratieve ambtenaren tot en met het tweede leerjaar met gunstig gevolg voltooid hebben.
De beoordeling
5. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten het bevorderingsverzoek van klaagster af te wijzen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
5.1
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.2
Niet in geschil is dat de voor de door klaagster gewenste bevordering relevante anciënniteitsperiode van vier jaar op 1 december 2016 een aanvang heeft genomen (de datum met ingang waarvan zij in de functie van baliemedewerker bij BID is geplaatst). Dit betekent dat klaagster in beginsel op 1 december 2020 in aanmerking kan komen voor een bevordering naar de eerstvolgende rang van klerk 1ste klasse (schaal 4).
5.3
Met betrekking tot de gestelde vaste gedragslijn inzake de verschuiving van de bevorderingsdatum bij arbeidsongeschiktheid overweegt het gerecht dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt door wie en wanneer deze gedragslijn is vastgesteld en/of waar die gedragslijn bekend is gemaakt. Van een voldoende kenbare gedragslijn, waarop verweerder zich op zou kunnen beroepen, is dan ook (nog) geen sprake.
5.4
Dit laat onverlet dat verweerder daarnaast ook uitleg heeft gegeven aan de bevorderingseisen van het BRA. De door verweerder gegeven uitleg dat klaagster voor de bevordering een goede beoordeling moet hebben en reeds 4 jaren in (actieve) dienst moet hebben doorgebracht in de rang van klerk, is op zichzelf een redelijke uitleg. Beoordeeld moet worden of verweerder zich in dit geval redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat klaagsters inactiviteit eraan in de weg staat dat zij per 1 december 2020 wordt bevorderd.
5.5
Vaststaat dat haar diensthoofd, ondanks de 274 dagen inactiviteit wegens ziekte (zijnde circa 18,8 % van de totale beoordelingsperiode), het functioneren van klaagster over de relevante beoordelingsperiode toch positief heeft beoordeeld en heeft voorgesteld om haar per 1 december 2020 te bevorderen naar de rang van klerk 1ste klasse. Deze periode van arbeidsongeschiktheid is naar het oordeel van het gerecht niet zodanig lang, dat zonder meer moet worden aangenomen dat daardoor geen volledig inzicht in het functioneren van klaagster kan worden verkregen. Gelet hierop is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk waarom klaagster moet worden geacht op die datum nog niet over een gunstige beoordeling te beschikken. Ook het standpunt van verweerder dat klaagster wegens die inactiviteit geacht moet worden niet te hebben voldaan aan de eis van 4 jaren (actieve) diensttijd, deelt het gerecht niet. Klaagster had gedurende de hierboven genoemde 274 dagen vrijstelling van dienst wegens ziekte. Noch uit de Lma, (en het daarop gebaseerde BRA), noch uit de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren vloeit voort dat de tijd waarover een ambtenaar vrijstelling van dienst heeft wegens ziekte niet meetelt voor de voor bevordering vereiste diensttijd (hetgeen overigens evenmin het geval is bij verleend vakantieverlof).
5.6
Het bezwaar is gegrond. De bestreden beschikking zal worden vernietigd. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak binnen drie maanden opnieuw een beslissing moeten nemen op het bevorderingsverzoek van klaagster om te worden bevorderd naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4).
6. Het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding, welke begroot worden op Afl. 1.400,- (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 1).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking van 24 mei 2021;
draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw inzake de bevordering van klaagster naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4) te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 29 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.