ECLI:NL:OGAACMB:2022:22

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
AUA202200349
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke geschil over salarisstopzetting

In deze zaak heeft verzoekster, een ambtenaar werkzaam bij Bureau Guarda Nos Costa (GNC) als medewerker vreemdelingentoezicht, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorziening bij voorraad. Dit verzoek volgde op de stopzetting van haar salaris door de Gouverneur van Aruba, die dit deed wegens ongeoorloofde afwezigheid. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze stopzetting en heeft op 26 januari 2022 het gerecht benaderd met het verzoek om haar salaris van december 2021 uit te betalen.

De zitting vond plaats op 7 maart 2022, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E. Duijneveld, en de Gouverneur werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia. Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoekster inmiddels haar salaris weer had ontvangen, maar dat zij een achterstand had opgelopen bij de afbetaling van haar hypotheek. Het gerecht oordeelde dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang had bij het treffen van een voorziening bij voorraad, omdat er geen onomkeerbaar nadeel zou ontstaan als zij de beslissing in de bodemzaak zou afwachten.

De rechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om het verzoek toe te wijzen en heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 21 maart 2022, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak volgens de Landsverordening ambtenarenrechtspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 21 maart 2022
Gaza nr. AUA202200349

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoekster],

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In december 2021 heeft verweerder het salaris van verzoekster stopgezet (bestreden handeling 1).
Bij beschikking van 7 januari 2022 heeft verweerder klaagster bericht dat haar bezoldiging is stopgezet wegens ongeoorloofde afwezigheid.
Tegen de bestreden handeling heeft verzoekster op 26 januari 2022 bezwaar gemaakt.
Op 26 januari 2022 heeft verzoekster zich tevens tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in artikel 94 van de La.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 7 maart 2022. Verzoekster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Verzoekster is ambtenaar werkzaam bij Bureau Guarda Nos Costa (GNC) als medewerker vreemdelingentoezicht.
1.2
Tussen verzoekster en haar leidinggevende is een arbeidsconflict ontstaan. Verzoekster was op diverse data in 2021 arbeidsongeschikt en tussen 6 augustus 2021 en 9 november 2021 al dan niet verplicht met vakantie.
1.3
Op 6 december 2021 is klaagster arbeidsgeschikt verklaard door de bedrijfsarts. Verzoekster is op 6 december 2021 niet op het werk verschenen.
1.4
In december 2021 heeft verweerder het salaris van verzoekster stopgezet. Bij beschikking van 7 januari 2022 heeft verweerder klaagster bericht dat haar bezoldiging is stopgezet wegens ongeoorloofde afwezigheid.
Het verzoek
2. Het - ter zitting gewijzigd - verzoek strekt ertoe om aan verzoekster het salaris van december 2021 uit te betalen.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
3.2
Artikel 17, lid 2 van de Lma bepaalt dat de ambtenaar over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging ontvangt.
De beoordeling
4.1
De stelling van verweerder dat verzoekster te laat is met de indiening van bezwaarschrift tegen de feitelijke stopzetting van haar salaris wordt niet gevolgd nu bij beschikking van 7 januari 2022 aan verzoekster wordt uitgelegd dat en waarom het salaris is stopgezet. Tegen deze beschikking staat naar het oordeel van het gerecht een rechtsmiddel open.
4.2
Voor het treffen van een voorziening bij voorraad zal slechts aanleiding bestaan, indien verzoekster een zodanig spoedeisend belang heeft dat niet van haar kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemzaak afwacht. Ter zitting heeft verzoekster desgevraagd te kennen gegeven dat haar salaris inmiddels weer is hervat en dat zij de bashi-premie van januari 2022 heeft ontvangen. Weliswaar heeft verzoekster thans een achterstand opgelopen bij de afbetaling van de hypotheek, maar verzoekster heeft onvoldoende weersproken dat zij voor die achterstand een betalingsregeling kan treffen. Daar komt nog bij dat voor de vraag of verzoekster in strijd met haar verplichtingen opzettelijk nagelaten heeft haar dienst te verrichten thans een onderzoek gaande is, waarbij niet zonder meer gezegd kan worden dat dit niet het geval is geweest.
4.3
Onder deze omstandigheden heeft verzoekster geen voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorziening bij voorraad, zodat zich geen situatie voordoet waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoekster een onverwijlde voorziening wenselijk is. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.