ECLI:NL:OGAACMB:2021:86

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202101607
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen weigering om te beschikken op een bevorderingsverzoek van een ambtenaar

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de weigering van de Gouverneur van Aruba om te beslissen op zijn verzoek tot bevordering. Klager had op 14 september 2020 verzocht om bevordering naar schaal 7, conform een eerder verzoek van de algemeen directeur van Instituto Pedagogico Arubano (IPA) van 11 november 2019. Na het uitblijven van een beslissing heeft klager op 18 mei 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht. De zaak is behandeld op 6 september 2021, waarbij klager werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H.G. Figaroa, en de verweerder door mr. C.L. Geerman.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de Gouverneur geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klager, wat volgens vaste jurisprudentie wordt beschouwd als een weigering om te beschikken. Het gerecht oordeelt dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, aangezien klager binnen de redelijke termijn van vier maanden na zijn verzoek bezwaar heeft gemaakt. De rechter heeft geoordeeld dat de Gouverneur alsnog binnen drie maanden op het verzoek van klager moet beslissen en heeft het bezwaar gegrond verklaard. Tevens is de Gouverneur veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klager, begroot op Afl. 175,-.

De uitspraak is gedaan door mr. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken op 20 september 2021. Beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 20 september 2021
Gaza nr. AUA202101607

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. H.G. Figaroa,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 14 september 2020 heeft klager verzocht om hem te bevorderen conform het verzoek van de algemeen directeur van Instituto Pedagogico Arubano (IPA) van 11 november 2019.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft klager op 18 mei 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 2 september 2021 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2021. Klager is verschenen bij zijn gemachtigde en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij landsbesluit van 25 februari 2014 heeft verweerder onder meer besloten om klager met ingang van 1 juli 2009 te bevorderen tot de rang van adjunct-commies in schaal 6.
1.2
Bij brief van 11 november 2019 heeft de algemeen directeur van IPA verzocht om klager met ingang van 1 januari 2017 te bevorderen naar schaal 7.
1.3
Bij brief van 3 juni 2020 bericht de directeur van de Departamento di Recurso Humano (DRH) het hoofd van Dienst Publieke Scholen (DPS) dat de functie van applicatiebeheerder is gewaardeerd op het niveau van schaal 7.
1.4
Bij bief van 14 september 2020, ingediend op 22 september 2020, heeft klager verzocht om hem conform het onder 1.2 genoemd verzoek te bevorderen.
1.5
Bij brief van 21 oktober 2020 heeft klager gerappelleerd en wederom verzocht om hem conform het onder 1.2 genoemd verzoek te bevorderen.
1.6
Tegen het uitblijven van een beslissing op het onder 1.2 genoemde verzoek heeft klager op 18 december 2020 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
1.7
Bij uitspraak van dit gerecht van 14 juni 2021 heeft de ambtenarenrechter het bezwaar ongegrond verklaard. in de uitspraak staat onder meer:
“(…)
4. Het gerecht overweegt dat de brief van 11 november 2019 volgens vaste jurisprudentie van de Raad niet aangemerkt kan worden als een verzoek van klager (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 juni 2008, RvBAz 2006/60). Dit betekent dat het verzoek dat klager zelf bij brief van 14 september 2020 heeft gedaan, als het eerste bevorderingsverzoek van klager moet worden aangemerkt en dat moet worden beoordeeld of verweerder heeft geweigerd op dit bevorderingsverzoek te beschikken. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt. Klager heeft op 18 december 2020 bij dit gerecht bezwaar gemaakt. Op het moment van indiening van het bezwaarschrift waren aldus nog geen vier maanden verstreken sinds het eerste bevorderingsverzoek van klager, terwijl van een weigering te beslissen pas gesproken kan worden na verloop van tussen de vier maanden en een jaar na het indienen van het verzoek. Daarom kan vooralsnog niet worden geoordeeld dat verweerder heeft geweigerd op het verzoek van klager te beslissen. Dit betekent dat het bezwaarschrift prematuur is ingediend.
(…)”.
1.8
Tegen het uitblijven van een beslissing op het onder 1.5 genoemde verzoek heeft klager op 18 mei 2021 onderhavig bezwaarschrift ingediend.
Het wettelijk kader
2.1
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La) dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
2.2
Artikel 41, eerste lid van de La bepaalt, zover hier van belang, dat het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
De beoordeling
3.1
Volgens vaste jurisprudentie van dit gerecht wordt in het algemeen als redelijke termijn, waarbinnen het bevoegd gezag geacht wordt een weigering om te beschikken op een verzoek te hebben uitgesproken, aangenomen een termijn van tussen 4 maanden en één jaar nadat het (schriftelijk) verzoek is ingediend.
3.2
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klager mocht hij, gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van zijn bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op zijn verzoek te beschikken. Zoals het gerecht eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 15 februari 2016, Gaza nr. 1698 van 2015, ECLI:NL:OGAACMB:2016:15) kan de mate waarin het bestuursorgaan reeds op de hoogte is van de zaak, bijvoorbeeld omdat in die zaak eerder (soortgelijke) verzoeken zijn gedaan of eerdere correspondentie heeft plaatsgevonden, een factor vormen bij de bepaling van de duur van de beslistermijn. Weliswaar is ten tijde van de indiening nog geen jaar verstreken na het laatste verzoek van klager van 21 oktober 2020, maar verweerder was bekend met het feit dat klager in aanmerking wenst te komen voor de verzochte bevordering(en). Immers klager had daartoe al 11 november 2019 (via de algemeen directeur van IPA) en 22 september 2020 een verzoek bij verweerder ingediend. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze (fictieve) weigering tijdig ingediend. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder gewezen op het feit dat de functie van klager reeds is gewaardeerd op schaal 7 en dat binnen korte tijd, hopelijk binnen twee maanden, op het verzoek van klager zal worden beslist.
3.3
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klagers verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is derhalve (primair) een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klager. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
3.4
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
4. Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 175,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,- wegingsfactor 0,25 (fictief bezwaar)).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beslissen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 175,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.M. de Werd, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 20 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.