ECLI:NL:OGAACMB:2021:77

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
AUA202101474
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op een bevorderingsverzoek in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar bevorderingsverzoek. Klaagster had op 22 januari 2021 verzocht om bevordering naar schaal 5 met terugwerkende kracht naar 1 oktober 2019. Aangezien verweerder, de Gouverneur, binnen de redelijke termijn van zes maanden geen beslissing had genomen, mocht klaagster aannemen dat verweerder had geweigerd op haar verzoek te beslissen. Het gerecht heeft vastgesteld dat het verzoek van klaagster een expliciet bevorderingsverzoek inhoudt, ondanks dat het een herhaling was van een eerder verzoek. Verweerder stelde dat klaagster te laat was met het indienen van haar bezwaarschrift, maar het gerecht oordeelde dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend. Het gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen drie maanden schriftelijk op het verzoek van klaagster te beslissen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klaagster, begroot op Afl. 350,-. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 6 september 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 6 september 2021
Gaza nr. AUA202101474

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van

[Klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 22 januari 2021 heeft klaagster verzocht om haar met ingang van 1 oktober 2019 te bevorderen naar schaal 5.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 2 juni 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 16 augustus 2021 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2021. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij brief van 7 oktober 2019, ingediend op 8 oktober 2019, heeft klaagster verzocht om haar met ingang van 1 oktober 2019 te bevorderen naar de rang van hoofdklerk (schaal 5).
1.2
Bij brief van 22 januari 2021 heeft klaagster wederom verzocht om haar met ingang van 1 oktober 2019 te bevorderen naar schaal 5.
De standpunten van partijen
2.1
Klaagster betoogt - kort samengevat - dat verweerder nog geen beslissing heeft genomen op haar verzoek van 22 januari 2021. Aangezien het een eenvoudig te nemen beschikking betreft, kon verweerder ten tijde van de indiening van het bezwaarschrift geacht worden geweigerd te hebben op het verzoek van klaagster te beschikken.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat klaagster tardief is met de indiening van haar bezwaarschrift. De fictieve weigering is één jaar na 7 oktober 2019 ontstaan. Klaagster had uiterlijk binnen 30 dagen na 7 oktober 2020 een bezwaarschrift moeten indienen, aldus verweerder.
Het wettelijk kader
3.1
Op grond van artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) wordt het bezwaarschrift ingediend binnen 30 dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
3.2
Op grond van artikel 41, tweede lid, van de La, wordt een orgaan geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
De beoordeling
4.1
De vraag die in bezwaar voorligt is of verweerder vanwege tijdsverloop geacht moet worden geweigerd te hebben op het verzoek van klaagster te beschikken. Het gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
4.2
Anders dan verweerder, is het gerecht van oordeel dat het verzoek van 22 januari 2021 een expliciet bevorderingsverzoek inhoudt. De omstandigheid dat het een herhaling is van een eerder verzoek doet daar niet aan af. Nu verweerder binnen de redelijke tijd van zes maanden geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klaagster mocht zij gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op dat verzoek te beslissen. Weliswaar is ten tijde van het indienen van het bezwaar op 2 juni 2021 nog geen jaar verstreken na het laatste verzoek van klaagster, maar dit doet er niet aan af dat verweerder bekend is met het feit dat klaagster in aanmerking wenst te komen voor de verzochte bevordering. Klaagster had daartoe immers al op 7 oktober 2019 een verzoek bij verweerder ingediend. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze weigering tijdig ingediend.
4.3
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klaagsters verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009: BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is dus een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klager/klaagster. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
4.4
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
5. Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 350,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,- wegingsfactor 0,25 (fictief bezwaar)).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klaagster te beslissen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 6 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.