ECLI:NL:OGAACMB:2021:76

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
AUA202101295
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen schadevergoeding op grond van ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 6 september 2021 uitspraak gedaan in een bezwaar van klager tegen de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Klager had een bezwaarschrift ingediend op basis van artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, waarin hij verzocht om schadevergoeding. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht van 23 november 2020, waarin het bezwaar van klager tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om een toelage gegrond was verklaard. Klager stelde dat hij schade had geleden omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn verzoek om een toelage, en vorderde een schadevergoeding van Afl. 24.750,-.

Tijdens de zitting op 23 augustus 2021 heeft klager in persoon zijn standpunt toegelicht, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. Y.F.M. Kaarsbaan. Verweerder betwistte dat klager schade had geleden en stelde dat er op 9 november 2020 afwijzend was geadviseerd over het verzoek van klager. Het gerecht overwoog dat voor toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 96, derde lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, moet worden vastgesteld of het niet nakomen van de eerdere uitspraak tot schade heeft geleid.

Het gerecht concludeerde dat het verzoek van klager om schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat nog niet vaststond dat klager daadwerkelijk schade had geleden. De uitspraak van 23 november 2020 verplichtte verweerder niet om het verzoek van klager in te willigen, en het gerecht benadrukte dat verweerder wel degelijk een beslissing moest nemen op het verzoek van klager. Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar ongegrond, maar benadrukte dat verweerder uit zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie in de maatschappij nog steeds gehouden was om op het verzoek van klager te beslissen.

Uitspraak

Uitspraak van 6 september 2021
Gaza nr. AUA202101295

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaarschrift ex artikel 96 van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 23 november 2020 (Gaza nr. AUA202001853), heeft het gerecht het bezwaar van klager gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek om toekenning van een toelage ex artikel 25 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), gegrond verklaard. In voornoemde uitspraak heeft het gerecht verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beschikken.
Klager heeft op 17 mei 2021 een bezwaarschrift ex artikel 96 van de La ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2021. Klager is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader
1. Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de La is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan een bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Ingevolge het derde lid van dit artikel veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt het met inachtneming van alle omstandigheden het bedrag der schadevergoeding vast.
De standpunten van partijen
2.1
Het bezwaarschrift van klager strekt ertoe vergoeding van geleden schade te verkrijgen. Klager betoogt hiertoe dat de hoofdcommissaris bij brief van 7 augustus 2019 heeft voorgesteld om aan het personeel van Bureau Operationele Expertise (BOE), waar klager werkzaam is, een toelage toe te kennen. Tot op heden heeft verweerder niet op het daartoe strekkende verzoek van klager beslist. Een passende schadevergoeding komt neer op Afl. 24.750,-, zijnde de toelage die klager reeds is misgelopen tot en met 31 december 2021, aldus klager.
2.2
Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat er op 9 november 2020 afwijzend is geadviseerd over het verzoek van klager. Een beslissing zal binnen korte tijd volgen. Niet is komen vast te staan dat klager schade heeft geleden, aldus verweerder.
De beoordeling
3.1
Het gerecht stelt vast dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak van 23 november 2020, waarbij hem is opgedragen om binnen drie maanden op het verzoek van klager te beslissen.
3.2
Volgens vaste jurisprudentie is er voor een toekenning van schadevergoeding overeenkomstig artikel 96, derde lid, van de La slechts plaats, indien op grond van de niet uitgevoerde uitspraak met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud diende te zijn van de beslissing die verweerder heeft nagelaten te nemen. Eerst dan kan immers worden vastgesteld of het niet nakomen van de uitspraak van het gerecht tot schade aan de zijde van klager heeft geleid en hoe groot die schade is (zie GAZA 17 februari 2014, GAZA nr. 1742 van 2013 en GAZA 9 oktober 2017, AUA201700266).
3.3
Het gerecht overweegt dat het verzoek van klager om vergoeding van schade niet kan worden toegewezen, nu nog niet vaststaat dat klager schade heeft geleden. De uitspraak van dit gerecht van 23 november 2020 brengt niet met zich mee dat verweerder gehouden is het verzoek van klager in te willigen. In die uitspraak heeft het gerecht overwogen dat verweerder nog altijd niet inhoudelijk heeft beslist op het verzoek van klager en dat hij alsnog een (reële) beslissing moet nemen op klagers verzoek. Daarmee is echter nog niet vast komen te staan dat klager voor de verzochte toelage in aanmerking komt.
3.4
Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard. Het vorenstaande laat onverlet dat verweerder uit oogpunt van zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie in de maatschappij nog immer gehouden is op het verzoek van klager te beslissen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 6 september 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.