In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 6 september 2021 uitspraak gedaan in een bezwaar van klager tegen de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Klager had een bezwaarschrift ingediend op basis van artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, waarin hij verzocht om schadevergoeding. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht van 23 november 2020, waarin het bezwaar van klager tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om een toelage gegrond was verklaard. Klager stelde dat hij schade had geleden omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn verzoek om een toelage, en vorderde een schadevergoeding van Afl. 24.750,-.
Tijdens de zitting op 23 augustus 2021 heeft klager in persoon zijn standpunt toegelicht, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. Y.F.M. Kaarsbaan. Verweerder betwistte dat klager schade had geleden en stelde dat er op 9 november 2020 afwijzend was geadviseerd over het verzoek van klager. Het gerecht overwoog dat voor toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 96, derde lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, moet worden vastgesteld of het niet nakomen van de eerdere uitspraak tot schade heeft geleid.
Het gerecht concludeerde dat het verzoek van klager om schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat nog niet vaststond dat klager daadwerkelijk schade had geleden. De uitspraak van 23 november 2020 verplichtte verweerder niet om het verzoek van klager in te willigen, en het gerecht benadrukte dat verweerder wel degelijk een beslissing moest nemen op het verzoek van klager. Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar ongegrond, maar benadrukte dat verweerder uit zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie in de maatschappij nog steeds gehouden was om op het verzoek van klager te beslissen.