ECLI:NL:OGAACMB:2021:74

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
AUA202101488
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ambtenaar wegens overtreding COVID-19 regels en plichtsverzuim

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 14 juli 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een schorsingsbesluit. Klager, werkzaam als penitentiaire bewaker, was geschorst vanwege een verdenking van ernstig plichtsverzuim in verband met de overtreding van COVID-19 quarantaineregels. De schorsing volgde op een landsbesluit van 23 april 2021, waarbij klager met ingang van de dag na de dagtekening in zijn ambt werd geschorst tot er een beslissing was genomen over een disciplinaire straf. Klager had op 4 juni 2021 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 5 juli 2021 werd besproken dat klager de regels van de Directie Volksgezondheid had overtreden door niet in quarantaine te blijven na een positieve COVID-19 test. Klager had ook een verkeerd adres opgegeven en was, ondanks zijn positieve test, komen werken, wat leidde tot besmetting van 17 collega’s. Klager betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij niet opzettelijk had gehandeld. De rechter oordeelde dat er voldoende grond was voor de schorsing, gezien de ernstige verdenking van plichtsverzuim en het belang van de dienst. De rechter verklaarde het bezwaar ongegrond en benadrukte dat de schorsing niet langer mocht duren dan noodzakelijk, waarbij verweerder werd aangespoord om voortvarendheid te betrachten in het disciplinaire onderzoek.

Uitspraak

Uitspraak van 14 juli 2021
Gaza nr. AUA202101488

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 23 april 2021 no. 1 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om klager met ingang van de dag na dagtekening van dit landsbesluit, in zijn ambt te schorsen tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Tegen dit landsbesluit heeft klager op 4 juni 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 5 juli 2021, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) voor zover thans van belang, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking is gegeven.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Het gerecht stelt vast dat het bezwaarschrift niet is ingediend binnen de termijn gesteld in artikel 41, eerste lid, van de La. Klager voert aan dat hij het bestreden landsbesluit pas op 6 mei 2021 heeft ontvangen, hetgeen ter zitting niet door verweerder is betwist. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
2.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
2.3
Ingevolge artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma kan onverminderd het bepaalde in artikel 82 de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt in andere gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
De feiten
3.1
Klager is ambtenaar werkzaam als penitentiaire bewaker bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGwA).
3.2
Bij brief van 20 januari 2021 heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: de minister) aan klager in verband met een intern disciplinair onderzoek de toegang tot de dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en -voertuigen van de DGwA voor de duur van zes weken ontzegd. Bij brief van 22 februari 2021 heeft de minister deze toegangsontzegging verlengd.
3.3
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten om klager te schorsen tot de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent een disciplinaire strafoplegging.
De standpunten van partijen
4.1
Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat klager wordt verweten dat hij de regels van de Directie Volksgezondheid (DVG) en de artikelen 4.1 en 5.6 van de Algemene regeling bestrijding COVID-19 CVII heeft overtreden door, in afwachting van zijn COVID-19 testresultaat, niet in quarantaine te blijven en door na het positieve resultaat van zijn COVID-19 test zich niet te hebben geïsoleerd. Voorts wordt klager verweten met opzet een verkeerd adres en telefoonnummer bij de DVG te hebben opgegeven. Klager is, wetende dat hij positief was getest, toch komen werken en heeft 17 collega’s met het COVID-19 virus besmet. Klager heeft door zijn onverantwoordelijk en opzettelijk handelen, zijn collega’s, de gedetineerden en de totale Arubaanse gemeenschap een onaanvaardbare risico laten lopen, en welk handelen van klager het Land rond de Afl. 200.000,- aan extra personeelskosten heeft gekost, aldus verweerder.
4.2
Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde schorsing en betoogt daartoe dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem wordt verweten en dat er geen sprake is van plichtsverzuim. Klager erkent dat hij een fout heeft begaan en dat hij onzorgvuldig is geweest, maar hij heeft niet bewust c.q. opzettelijk gehandeld met de bedoeling om opzettelijk (zwaar) lichamelijke letsel aan iemand toe te brengen. Klager stelt door het telefoongesprek met de DVG op 18 januari 2021 voor het eerst op de hoogte te zijn geraakt van het feit dat hij positief was getest op COVID-19. Klager heeft geen kennis genomen van zijn testresultaat via de health app omdat hij vanwege zijn lange werkdagen na 15 januari 2021 geen tijd heeft gehad zijn telefoon c.q. de health app te raadplegen.
De beoordeling
5.1
In geschil is de vraag of verweerder op goede grond heeft besloten klager in zijn ambt te schorsen. De ambtenarenrechter stelt voorop dat de schorsing het karakter heeft van een ordemaatregel die kan worden opgelegd als het ongestoord functioneren van de dienst of het dienstonderdeel door het handhaven van de ambtenaar niet langer verzekerd zou zijn.
5.2
Het schorsingsbesluit is gebaseerd op artikel 87, eerste lid, aanhef en onder c van de Lma. Het gaat hier derhalve om de bevoegdheid van een bestuursorgaan om een ordemaatregel te treffen.
5.3
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vgl. Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).
5.4
Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen is besproken ter zitting bestaat er, naar het oordeel van de ambtenarenrechter, een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim jegens klager. De feiten en omstandigheden waarop het vermoeden van het door klager gepleegde plichtsverzuim is gebaseerd, zijn concreet in het schorsingsbesluit omschreven. Deze feiten en omstandigheden vormen voldoende grond voor verweerder om aan de integriteit van klager te twijfelen en voor de conclusie dat het in klager te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen.
5.5
De ambtenarenrechter overweegt voorts dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk. In dat verband dient door verweerder voortvarendheid te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat klager op korte termijn in de gelegenheid zal worden gesteld zich te verantwoorden en dat verweerder kort hierna een beslissing omtrent de disciplinaire strafoplegging zal nemen.
5.6
Het vorenstaande leidt naar het oordeel van de ambtenarenrechter dan ook tot de conclusie dat het bezwaar ongegrond is. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat gelet hierop geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.