In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 3 mei 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager tegen de afwijzing van zijn verzoek om een uitkering bij wijze van pensioen. Klager, die van 1982 tot 1988 als losse arbeider en daarna als ambtenaar in tijdelijke dienst heeft gewerkt, heeft zijn verzoek om pensioenuitkering ingediend na zijn ontslag in 2006. Het Gerecht heeft vastgesteld dat klager niet voldoet aan de vereisten voor een pensioenuitkering zoals vastgelegd in de Regeling Pensioen en de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren. Klager is niet ontslagen wegens het bereiken van de zestigjarige leeftijd of wegens ongeschiktheid, en heeft ook niet de vereiste diensttijd van tien jaren als losse arbeider vervuld. Bovendien was klager bij het verlaten van de dienst geen ambtenaar in vaste niet-pensioengerechtigde dienst.
Het Gerecht heeft ook het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de gevallen waarnaar hij verwees niet vergelijkbaar waren met zijn situatie. Klager heeft aangevoerd dat hij recht heeft op een uitkering op basis van een circulaire die een uitbreiding van de pensioenrechten voor bepaalde ambtenaren behelst, maar het Gerecht oordeelde dat deze circulaire niet van toepassing was op klager. De rechter heeft geconcludeerd dat klager niet in aanmerking komt voor een uitkering bij wijze van pensioen en heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.