ECLI:NL:OGAACMB:2021:14

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002025
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een politieambtenaar in het kader van een disciplinair onderzoek naar plichtsverzuim

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 1 maart 2021 uitspraak gedaan over de schorsing van een politieambtenaar, klaagster, die werkzaam is als chef van dienst bij het Korps Politie Aruba. De schorsing was opgelegd door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, naar aanleiding van een concrete verdenking van plichtsverzuim. Klaagster had zich op 29 april 2020 ziek gemeld, maar werd op 30 april 2020 om 01:35 uur aangetroffen op een feestelijke bijeenkomst, wat leidde tot de verdenking dat zij zich opzettelijk ziek had gemeld om daar aanwezig te kunnen zijn. De ambtenarenrechter oordeelde dat de schorsing gedurende het disciplinair onderzoek in het belang van de dienst kon worden geacht, ondanks dat de rechter zich niet uitliet over de vraag of de verdenking terecht was.

De procedure begon met een bezwaar van klaagster tegen de schorsing, die op 21 augustus 2020 was ingediend. De zaak werd behandeld op 16 november 2020, waarbij zowel klaagster als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter benadrukte dat de schorsing een ordemaatregel is die kan worden opgelegd als het functioneren van de dienst in gevaar komt door de betrokken ambtenaar. De rechter concludeerde dat er voldoende grond was voor de schorsing, gezien de ernst van de verdenking en de impact op de integriteit van de politie.

Uiteindelijk verklaarde de ambtenarenrechter het bezwaar van klaagster ongegrond, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 1 maart 2021
Gaza nr. AUA202002025

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 24 juli 2020 no. 1, heeft verweerder klaagster met toepassing van artikel 87, aanhef en onder c, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) met ingang van de dag na dagtekening van dit Landsbesluit in haar ambt geschorst, tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Tegen dit landsbesluit (hierna: de bestreden beschikking) heeft klaagster op 21 augustus 2020 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 november 2020, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
1.2
Ingevolge artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma kan onverminderd het bepaalde in artikel 82 de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt:
c. in andere gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
De feiten
2.1
Klaagster is politieambtenaar werkzaam in de functie van chef van dienst bij het district Oranjestad van het Korps Politie Aruba (KPA).
2.2
Bij beschikking van 2 mei 2020 heeft de wnd. korpschef besloten om klaagster per direct de toegang te ontzeggen tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen, voer- en vaartuigen van het KPA voor de duur van zes weken. De wnd. korpschef schrijft onder meer:
“(…)
De toegangsontzegging vindt plaats in belang van het disciplinaire onderzoek/procedure dat tegen uw persoon is ingesteld. Het disciplinaire onderzoek tegen uw persoon is opgestart wegens het door u verweten gedragingen welke als plichtverzuim te kwalificeren zijn. (…).
Naar aanleiding van het rapport opgemaakt door de leiding van de District 1 Oranjestad kan voor zover over Uw gedragingen het volgende worden weergegeven:
“Op het adres [adres] bij de “Merlot Villas” werd een groep politie ambtenaren aangetroffen en die kennelijk allen betrokken/aanwezig waren bij een sociale aangelegenheid van een feestelijke aard. Het bleek dat er vermoedelijk een gehele ploeg aldaar aanwezig was. Iedereen ter plaatse had zich ziek gemeld voor de dagdienst van 30 april 2020. Zij hadden zich ziek gemeld op verschillende tijdstippen en werden hierna door de leiding van District 1 op heterdaad betrapt bij die sociale aangelegenheid. Dit laat kennelijk blijken dat de ziekte melding met opzet werd gedaan. Als politie ambtenaar zijnde wordt van jou verwacht dat je een hoge mate van integriteit en betrouwbaarheid moet hebben en vooral in deze periode van crisis Covid-19. In het kader van deze tijden van crisis wordt momenteel een Ministeriële regeling gehanteerd op grond van de Calamiteiten verordening. Voorts behoeft het geen diepgaande uitleg dat de politie momenteel een nog grotere rol speelt in het waarborgen van de Volksgezondheid, Veiligheid en alle ander facetten die hieruit voortvloeien. Derhalve is het toekomstige lot van de bevolking in zekere mate afhankelijk van hoe daadkrachtig het Arubaanse politieapparaat haar werk verricht. Het collectief handelen door de betrokken personen in deze, doet niet alleen maar aanzienlijke (imago) afbreuk aan al het goede werk dat het K.P.A. in deze uitzonderlijke tijden wel verricht, maar valt ook als een zeer negatief voorbeeld aan de collega’s in dienst te beschouwen, al dan niet betrokken bij dit incident.”
(…)”.
2.3
In het rapport van 30 april 2020 hebben verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] gerelateerd dat zij op 30 april 2020 om 01:35 uur bij Merlot Villas klaagster en vier collega’s hebben aangetroffen. Op de tafel zagen verbalisanten enkele flessen met alcoholische dranken en blikken cola staan.
2.4
Bij uitspraak van dit gerecht van 10 juni 2020 (AUA202001245) heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het schorsen van de onder 1.2 vermelde beschikking, afgewezen.
2.5
Bij beschikking van 12 juni 2020 heeft de korpschef de onder 1.2 vermelde toegangsontzegging, met ingang van 14 juni 2020, met zes weken verlengd.
2.6
Bij uitspraak van dit gerecht van 21 september 2020 (AUA202001529) heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het schorsen van de onder 1.5 vermelde beschikking, afgewezen.
2.7
Bij bestreden beschikking is klaagster met ingang van 25 juli 2020 in haar ambt geschorst.
De standpunten van partijen
3.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de haar bij de bestreden beschikking opgelegde schorsing en stelt zich daarbij - kort samengevat - op het standpunt dat zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan hetgeen haar wordt verweten en dat er geen sprake is van plichtsverzuim. Voorts voert klaagster aan dat zelfs als van enige vorm van plichtverzuim zou moeten blijken, er geen evenredigheid en/of proportionaliteit is tussen de opgelegde maatregel en het begane plichtverzuim. Klaagster beroept zich voorts op het gelijkheidsbeginsel en betoogt dat diverse andere collega’s die samen met klaagster geschorst waren, wel terug tot het werk zijn toegelaten. Voorts voert klaagster aan dat de bestreden beschikking een diffamerende werking heeft en dat het disciplinair onderzoek te lang duurt.
3.2
Verweerder betoogt - kort gezegd - dat er een concrete verdenking bestaat dat klaagster niet heeft gehandeld als een goed ambtenaar betaamt, en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
De beoordeling
4.1
In geschil is ten eerste de vraag of verweerder op goede grond heeft besloten klaagster in haar ambt te schorsen. De ambtenarenrechter stelt voorop dat de schorsing het karakter heeft van een ordemaatregel die kan worden opgelegd als het ongestoord functioneren van de dienst of het dienstonderdeel door het handhaven van de ambtenaar niet langer verzekerd zou zijn.
4.2
De in de bestreden beschikking vervatte schorsing is gebaseerd op artikel 87, aanhef en onder c van de Lma.
4.3
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vgl. Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).
5. Bij de vraag of in dit geval voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel bestond, overweegt de ambtenarenrechter dat de maatregel is genomen in verband met een door verweerder opgestart disciplinair onderzoek naar aanleiding van het vermoeden van door klaagster gepleegd plichtsverzuim. Klaagster wordt ervan verdacht dat zij zich - kort gezegd - met opzet ziek heeft gemeld om bij een sociale aangelegenheid aanwezig te kunnen zijn, en dat de laatste tijden op de werkvloer een zeer onbeschofte en ongepaste houding als leidinggevende vertoonde ten opzichte van de leiding. Naar het oordeel van de ambtenarenrechter gaat het - gelet op het besprokene ter zitting en de overgelegde stukken - om een concrete verdenking van plichtsverzuim, zodat schorsing gedurende het disciplinair onderzoek in redelijkheid in het belang van de dienst kan worden geacht. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat klaagster zich op 29 april 2020 heeft ziekgemeld en dat zij op 30 april 2020 om 01.35 uur met haar ploeggenoten aanwezig was in een door haar gehuurde vakantiewoning. De verdenking staat, naar het oordeel van de ambtenarenrechter, ook voldoende concreet in het schorsingsbesluit omschreven. De ambtenarenrechter laat zich in het kader van deze procedure niet uit over de vraag of de verdenking terecht is.
6. De ambtenarenrechter overweegt voorts dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk. In dat verband dient door verweerder voortvarendheid te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd te kennen gegeven dat het onderzoek bij het KPA reeds is afgerond en dat de stukken naar het Departamento Recurso Humano (DRH) zijn doorgestuurd. Verweerder geeft voorts aan dat het onderzoek, vanwege Covid en de door klaagster bij het OM gedane aangifte, enige vertraging heeft opgelopen, maar dat het thans in de afrondingsfase zit.
7. Het vorenstaande leidt, naar het oordeel van de ambtenarenrechter, dan ook tot de conclusie dat het bezwaar ongegrond is. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat gelet hierop geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.