ECLI:NL:OGAACMB:2021:113

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AUA202100138
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar naar adjunct-commies 1ste klasse en geschiktheidseisen

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse. Klaagster, vertegenwoordigd door mr. A. Henriquez, had op 9 december 2020 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om haar bevordering af te wijzen. Klaagster stelde dat zij voldeed aan de vereisten voor bevordering, maar verweerder had haar bevordering uitgesteld vanwege een periode van arbeidsongeschiktheid. Het gerecht oordeelde dat klaagster ontvankelijk was in haar bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn was ingediend, omdat zij tijdig kennis had genomen van de beschikking. Het gerecht concludeerde dat klaagster met ingang van 1 juli 2016 voldeed aan de dienstanciënniteit en dat de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd was. Het gerecht vernietigde de afwijzing van verweerder en bepaalde dat deze binnen drie maanden een nieuwe beschikking moest nemen op het verzoek van klaagster om bevordering. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een deugdelijke motivering van beslissingen in ambtenarenzaken en de rechten van ambtenaren met betrekking tot bevordering.

Uitspraak

Uitspraak van 18 oktober 2021
Gaza nr. AUA202100138

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. A. Henriquez,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 9 december 2020 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klaagster om met ingang van 1 juli 2020 bevorderd te worden naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse afgewezen.
Hiertegen heeft klaagster op 18 januari 2021 pro forma bezwaar gemaakt bij dit gerecht. Op 12 maart 2021 heeft klaagster het verzoek aangevuld in die zin dat nader verzocht wordt om de ingangsdatum van de hiervoor vermelde bevordering te stellen op 1 juli 2016. Tevens heeft zij de gronden waarop haar bezwaarschrift berust, aangevuld.
Verweerder heeft op 13 augustus 2021 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2021. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit de gedingstukken blijkt dat zij de beschikking op 22 december 2020 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
De feiten
2.1
Klaagster is ambtenaar en werkzaam in de functie van hoofd afdeling administratie bij de Bezwaaradviescommissie Lar (hierna: Bac), welke functie maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 8.
2.2
Bij landsbesluit van 23 augustus 2005 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 april 2004 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies (schaal 6, dienstjaar 7).
2.3
Bij landsbesluit van 15 februari 2019 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 juli 2016 te ontheffen uit de functie van administratief medewerker en haar te plaatsen in de functie van hoofd afdeling administratie.
2.4
Bij brief van 1 augustus 2019 verzoekt de secretaris van de Bac om klaagster met ingang van 1 juli 2016 te bevorderen naar schaal 8.
2.5
Bij beschikking van 3 juni 2020 heeft verweerder het onder 2.4 genoemd verzoek afgewezen.
2.6
Tegen de onder 2.5 genoemde beschikking heeft klaagster op 15 juli 2020 bezwaar gemaakt.
2.7
Bij uitspraak van dit gerecht van 11 januari 2021 (Gaza nr. AUA202001664) heeft de ambtenarenrechter het bezwaar van klaagster tegen de beschikking van 3 juni 2020 gegrond verklaard. In de uitspraak staat onder meer:
“(…)
6.2
Het gerecht stelt vast dat klaagster op 1 juli 2016 meer dan vier jaar dienst in de rang van adjunct-commies heeft volbracht nu zij immers met ingang van 1 april 2004 naar die rang is bevorderd (zie 2.2). Vanaf 1 juli 2016 voldoet klaagster dan ook aan het anciënniteitsvereiste.
6.3
Tenslotte geldt dat nu klaagster positief is beoordeeld door haar diensthoofd en gelet op haar plaatsing door verweerder in de hogere functie, zij voor de vervulling van de functie op het niveau van schaal 8, geschikt en bekwaam moet worden geacht.
6.4
Uit het bovenstaande volgt dat klaagster met ingang van 1 juli 2016 voldoet aan alle vereisten voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse in schaal 7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt dat klaagster geen schalen kan overslaan omdat de functie die klaagster uitoefent een carrièrefunctie is, zodat zij niet met ingang van 1 juli 2016 bevorderd kan worden naar schaal 8 maar wel naar schaal 7. Het gerecht kan verweerder niet volgen in haar standpunt dat zij voor een bevordering naar schaal 7 opnieuw een verzoek hiertoe zal moeten indienen.
7. Gelet op voorstaande overwegingen is het gerecht van oordeel dat de bestreden beschikking een deugdelijke motivering ontbeert en daarom moet worden vernietigd. Het bezwaar is gegrond. Verweerder zal een nieuwe beschikking op het bevorderingsverzoek van klaagster moeten nemen, met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen. Het gerecht zal daarbij een termijn stellen van drie maanden.
(…)”
2.8
Tegen de onder 2.9 genoemde uitspraak heeft verweerder op 2 februari 2021 hoger beroep ingesteld.
2.9
Bij brief van 18 juni 2020 verzoekt de secretaris van de Bac (wederom) om klaagster met ingang van 1 juli 2020 naar de rang van adjunct commies 1ste klasse (schaal 7) te bevorderen.
2.1
Bij bestreden beschikking van 9 december 2020 heeft verweerder het onder 2.9 genoemde voorstel afgewezen. In de beschikking staat onder meer:
“(…)
Uit het web portaal van de Sociale Verzekeringsbank blijkt dat u gedurende de anciënniteitsperiode (beoordelingsperiode) van 1 juli 2016 tot 1 juli 2020 in totaal 250 dagen arbeidsongeschikt was.
(…)
U voldoet met ingang van 1 juli 2020 niet aan de bevorderingseis van goede beoordeling gedurende de beoordelingsperiode (anciënniteit). Conform genoemde beleid wordt uw bevordering verschoven met 8 maanden en kan u pas met ingang van 1 maart 2021 naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) worden bevorderd, indien u aan de bevorderingseisen voldoet.
(…).”
De standpunten van partijen
3.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster gedurende haar beoordelingsperiode (1 juli 2016 tot 1 juli 2020) in totaal 250 kalenderdagen (afgerond 8 maanden) arbeidsongeschikt is geweest en dat conform de gehanteerde gedragslijn het bevorderingsmoment vertraagd kan worden bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Omdat klaagster meer dan 90 dagen arbeidsongeschikt is geweest, wordt de bevorderingsdatum verschoven met 8 maanden naar 1 maart 2021.
3.2
Klaagster stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat in de uitspraak van 11 januari 2021 reeds is bepaald dat zij ingaande 1 juli 2016 aan de dienstanciënniteit voldoet en dat de beoordelingsperiode derhalve vier jaren vóór 1 juli 2016 is. Voort stelt klaagster zich op het standpunt dat zij, anders dan verweerder stelt, wel positief is beoordeeld door de secretaris van de Bac. Het verzoek strekt ertoe om met ingang van 1 juli 2016 te worden bevorderd naar schaal 7 en, rekening houdende met de arbeidsongeschiktheidsperiode, met ingang van 1 maart 2021, bevorderd te worden naar schaal 8.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen. In de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (de BRA) zijn de betreffende regels vastgesteld.
4.2
Op grond van artikel 4 van de BRA dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
De beoordeling
5.1
Zoals het gerecht reeds in haar uitspraak van 11 januari 2021 heeft overwogen en in navolging van de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 juli 2021 (ECLI:NL:ORBAACM:2021:51) voldoet klaagster met ingang van 1 juli 2016 aan de dienstanciënniteit. Het gerecht kan verweerder niet volgen in haar standpunt dat zij voor een bevordering naar schaal 7 de beoordelingsperiode van 1 juli 2016 tot 1 juli 2020 hanteert. Reeds om deze reden kan de bestreden beschikking niet in stand blijven.
5.2
In de uitspraak van 11 januari 2021 (Gaza nr. AUA202001664) (zie 2.7) is reeds bepaald dat verweerder binnen drie maanden met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beslissing dient te nemen op het verzoek van klaagster om naar de rangen van adjunct-commies 1ste klasse en commies te worden bevorderd. Echter is verweerder van deze uitspraak in hoger beroep gegaan. Het gerecht zal nogmaals bepalen dat verweerder een nieuwe beslissing neemt op het verzoek om bevordering van klaagster met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 5.1 is overwogen.
5.3
Klaagster heeft tijdens de zitting aan de ambtenarenrechter gevraagd om te bepalen dat zij in aanmerking kan komen voor bevordering naar schaal 8 per 1 maart 2021. Omdat een verzoek daartoe aan verweerder ontbreekt zal de ambtenarenrechter hier van afzien.
5.4
Klaagster heeft zich laten bijstaand door een collega. Niet aannemelijk is gemaakt dat kosten van rechtskundige bijstand zijn gemaakt. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat dan geen aanleiding.
6. Beslist wordt als volgt.

UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking van 9 december 2020,
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beschikking neemt op het verzoek van klaagster om naar de rangen van adjunct-commies 1ste klasse en commies te worden bevorderd.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 18 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.