ECLI:NL:OGAACMB:2021:111

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AUA202100375, AUA202100376, AUA202100377, AUA202100378 en AUA202100825
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen toekenning autotoelage aan ambtenaren van Departamento di Aduana

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van vijf ambtenaren van het Departamento di Aduana (DAD) tegen de toekenning van een autotoelage door de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur. De bestreden beschikkingen, gedateerd 6 januari 2021, betroffen de toekenning van een autotoelage van Afl. 300,- per maand aan de klaagsters, met ingang van respectievelijk 1 september 2020 en 1 maart 2020. De klaagsters hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de toegekende autotoelage, stellende dat zij recht hebben op een bedrag van Afl. 700,- per maand, omdat zij regelmatig gebruik maken van hun eigen auto voor dienstdoeleinden.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de klaagsters hun bezwaarschrift tijdig hebben ingediend, ondanks dat dit na de wettelijke termijn was, omdat zij de bestreden beschikkingen pas op 19 januari 2021 hebben ontvangen. Het gerecht heeft vervolgens de ontvankelijkheid van de bezwaren beoordeeld en geconcludeerd dat de klaagsters ontvankelijk zijn in hun bezwaren.

In de overwegingen heeft het gerecht de feiten en standpunten van beide partijen besproken. Het gerecht heeft vastgesteld dat de klaagsters in de uitoefening van hun functie regelmatig gebruik maken van hun eigen auto voor controlewerkzaamheden en dat zij derhalve in aanmerking komen voor een hogere autotoelage, namelijk die van categorie D, die Afl. 700,- per maand bedraagt. Het gerecht heeft geoordeeld dat de Minister ten onrechte de hoogte van de autotoelage heeft vastgesteld op Afl. 300,- en heeft de bestreden beschikkingen vernietigd. De Minister is opgedragen binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, rekening houdend met de uitspraak van het gerecht.

Uitspraak

Uitspraak van 15 november 2021
Gaza nrs. AUA202100375, AUA202100376, AUA202100377, AUA202100378 en AUA202100825

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:
1.[Klaagster 1],AUA202100375)
2.[Klaagster 2],AUA202100376)
3.[Klager 3],AUA202100377)
4.[Klager 4],AUA202100378)
5.[Klager 5],AUA202100825)
wonende in Aruba,
KLAGERS,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE MINISTER VAN FINANCIËN, ECONOMISCHE ZAKEN EN CULTUUR,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij ministeriële beschikkingen van 6 januari 2021 no. 1812/21 en no. 1815/21 (hierna: de bestreden beschikkingen 1 en 5) heeft verweerder besloten om aan klaagster sub 1 en aan klaagster sub 5 met ingang van 1 september 2020 een autotoelage toe te kennen ter grootte van Afl. 300,-.
Bij ministeriële beschikkingen van 6 januari 2021 no. 1814/20, no. 1811/20 en no. 1813/20 (hierna: de bestreden beschikkingen 2, 3 en 4) heeft verweerder besloten om aan klaagster sub 2, aan klager sub 3 en aan klager sub 4 met ingang van 1 maart 2020 een autotoelage toe te kennen ter grootte van Afl. 300,-.
Klagers hebben op 10 februari 2021 pro-forma bezwaar gemaakt bij dit gerecht. Op 29 maart 2021 hebben klagers de gronden waarop hun bezwaar berust, aangevuld.
Verweerder heeft op 28 september 2021 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaken gezamenlijk ter zitting behandeld op 4 oktober 2021. Klager sub 4 is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens klagers 1, 2, 3, en 5 is verschenen hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klagers hebben hun bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij hebben echter aangevoerd de bestreden beschikkingen pas op 19 januari 2021 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klagers zijn ontvankelijk in hune bezwaren.
De feiten
2.1
Klagers zijn ambtenaar en zijn allen werkzaam als vrijwaringsambtenaar bij Departamento di Aduana (DAD).
2.2
Bij brief van 1 februari 2018 heeft de directeur DAD aan de minister van Financiën verzocht om aan een aantal douaneambtenaren een autotoelage ter grootte van Afl. 300,- per maand toe te kennen in verband met het project “Postbus Vrijmaking” waarbij de douaneambtenaar zich met eigen auto naar de locatie van de vrij te maken container moet begeven.
2.3
Bij advies van 24 september 2019 heeft Departamento di Recurso Humano (DRH) een advies uitgebracht. In het advies staat onder meer:
“(…)
In principe komen ambtenaren die in de uitoefening van hun functie regelmatig c.q. frequent gebruik maken van hun eigen vervoer in aanmerking voor een autotoelage. Conform de genoemde circulaire zouden de vrijmakingsambtenaren onder de categorieën A, B (onder eerste punt) of C kunnen vallen.
Bij onderhavig departement is onvoldoende informatie beschikbaar omtrent gemiddeld verreden kilometers om definitief een autotoelage voor te stellen, vooral omdat er sprake is van 22 vrijmakingsambtenaren. Dit is bijvoorbeeld in vergelijking met de controle-ambtenaren bij het Departamento di Impuesto aan de hoge kant.
(…)”.
2.4
Bij brief van 20 augustus 2020 heeft de directeur van DAD verzocht om toekenning van een maandelijkse autotoelage van Afl. 300,- ten behoeve van klagers.
2.5
Bij advies van de DRH van 19 november 2020 adviseert de DRH naar aanleiding van het onder 2.4 genoemd verzoek om aan klagers met ingang van 1 september 2020 een autotoelage van Afl. 300,- per maand toe te kennen.
2.6
Bij bestreden beschikking van 6 januari 2021 heeft verweerder besloten om aan klagers met ingang van 1 september 2020 een autotoelage van Afl. 300,- toe te kennen.
De standpunten van partijen
3.1
Klagers kunnen zich niet verenigen met de hoogte van de toegekende autotoelage. Klagers menen dat zij een bedrag van Afl. 700,- per maand dienen te ontvangen. Zij betwisten dat er sprake is van een beperkte mate van het gebruik maken van hun eigen auto voor de dienst. Zij voeren dagelijks met eigen vervoer controlewerkzaamheden uit. Er is sprake van regelmatig of veelvuldig bezoeken/controlewerkzaamheden verrichten. Zij dienen onder categorie D van het beleid te vallen, aldus klagers.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klagers hun eigen auto in beperkte mate voor de dienst gebruiken. Verweerder voert hierbij aan dat de directeur van DAD een bedrag van Afl. 300,- heeft voorgesteld omdat er geen eerdere informatie of gegevens beschikbaar was ter bepaling van de mate van het gebruik van de eigen auto. Verweerder mocht zich bij de bepaling van de hoogte van de autotoelage op het voorstel van de directeur van DAD en het advies van de DRH baseren.
Regelgeving
4.1
Ingevolge artikel 28 van de Lma worden nadere voorschriften betreffende de toekenning van bezoldiging, toelagen en toeslagen vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
4.2
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Landsbesluit vergoeding vervoermiddelen (Lbvv) kan de betrokken minister aan een ambtenaar voor het gebruik van een eigen auto of motorrijwiel ten behoeve van de dienst een vergoeding per maand, dan wel een vergoeding per kilometer toekennen.
4.3
Het beleid van verweerder ter zake de autotoelage, zoals neergelegd in de circulaire van 20 september 2017 (DRH 517/17) luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
Het nieuw beleid houdt in dat:
1. de autotoelage wordt gecategoriseerd en er wordt per categorie een vast bedrag bepaald. Onderstaande tabel (tabel 1) geeft een overzicht van de categorieën;
Tabel 1: Omschrijving van categorieën en bijbehorende bedragen
Categorie
autotoelage
Toekenning autotoelage mits gebruik wordt gemaakt van de eigen auto ten behoeve van de dienst
Bedrag per
kalendermaand
Categorie A
 Overheidswerknemers die maandelijks in beperkte mate bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen.
Afl. 100,-
Categorie B
 Overheidswerknemers die regelmatig bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen;
 Overheidswerknemers die de functie van
directeurof
hoofd van dienstbekleden
 Overheidswerknemers die werkzaam zijn bij de
Bureaus van ministers, Bureau van Secretaris van de Ministerraad.
Afl. 250,-
Categorie C
 Overheidsmedewerkers die in beperkte mate bezoeken verrichten om controlewerkzaamheden uit te voeren.
Afl. 300,-
Categorie D
 Overheidswerknemers die regelmatig of veelvuldig bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen om controlewerkzaamheden te verrichten.
Afl. 700,-
De beoordeling
5.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden het bedrag van de toegekende autotoelage heeft vastgesteld op Afl. 300,- per maand. Het gerecht stelt voorop dat de bevoegdheid tot het toekennen van een maandelijkse autotoelage een discretionaire is. Daar waar verweerder voor de toepassing van die bevoegdheid beleid heeft geformuleerd, dient hij evenwel overeenkomstig dit beleid te handelen.
5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat het beleid van 20 september 2017 van toepassing is op het verzoek van klagers. Verweerder heeft de hoogte van de autotoelage gebaseerd op het voorstel van de directeur DAD en het advies van de DRH. Klagers betwisten evenwel dat verweerder daarbij op de juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het beleid. Dit betoog slaagt. Het gerecht stelt vast dat verweerder met het nieuwe beleid af heeft willen zien van het bijhouden van kilometers en over wenste te gaan tot een categorie-indeling betreffende de frequentie van het gebruik van de eigen auto voor de dienst. Uit het advies van 24 september 2019 komt naar voren dat de DRH meent op dat punt niet over de benodigde gegevens te beschikken, afkomstig van de DAD. Daarbij doelt de DRH met name op informatie over door de vrijwaringsambtenaren gereden kilometers. In aanmerking genomen echter dat met het onderhavige beleid juist is bedoeld een einde te maken aan de kilometerregistratie, ligt het niet voor de hand bij de toepassing ervan groot gewicht toe te kennen aan het door de betrokken ambtenaren daadwerkelijk gereden aantal kilometers. Ter zitting is door klagers voorts onweersproken gesteld dat hun werkzaamheden als vrijwaringsambtenaar juist daarin bestaan dat zij dagelijks op verschillende locaties in Aruba de aldaar afgeleverde zeecontainers dienen te controleren ter vrijmaking. Voor het vervoer naar die locaties dienen zij gebruik te maken van hun eigen auto. Dit kan bezwaarlijk anders worden aangemerkt dan als – op zijn minst – het regelmatig verrichten van bezoeken om controlewerkzaamheden te verrichten. Uit het hiervoor weergegeven beleid vloeit dan ook voort dat klagers in categorie D vallen en hen een autotoelage ten bedrage van Afl. 700,-- per maand toekomt. Verweerder heeft dit miskend en zich ten onrechte laten leiden door het advies van de DRH. Daarbij merkt het gerecht nog op dat uit dit advies lijkt te volgen dat de DRH zich bij zijn advisering niet zozeer door de bewoordingen van het beleid heeft laten leiden, maar door de financiële gevolgen van het indelen van de groep vrijwaringsambtenaren in categorie D. Het beleid biedt echter geen ruimte om met die gevolgen bij de toepassing ervan rekening te houden.
5.3
De slotsom is dat het bezwaar van klagers gegrond is, zodat de bestreden beschikkingen 1 t/m 5 dienen te worden vernietigd. Verweerder zal binnen drie maanden een nieuwe beslissing moeten nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
6. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 1.400,- (samenhangende zaken, 1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 1).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart de bezwaren gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikkingen van 6 januari 2021 nummers 1811/20, 1812/20, 1813/20, 1814/20 en 1815/20;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het voorstel om een autotoelage met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klagers voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 15 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.