In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan over de schorsing van een ambtenaar, klaagster, die werkzaam is bij IBISA. De schorsing was opgelegd door de Minister van Toerisme, Volksgezondheid en Sport, in het kader van een disciplinaire procedure naar aanleiding van vermoedens van plichtsverzuim. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, die op 5 december 2019 was vastgesteld, en voerde aan dat zij zich niet schuldig had gemaakt aan de verweten feiten. De zaak werd behandeld op 31 augustus 2020, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Het gerecht heeft overwogen dat de schorsing een ordemaatregel is die kan worden opgelegd wanneer het functioneren van de dienst in gevaar komt. De schorsing was gebaseerd op artikel 87 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht, dat schorsing toestaat in gevallen waarin dit in het belang van de dienst is. Het gerecht oordeelde dat er voldoende grond was voor de schorsing, gezien de concrete verdenkingen van plichtsverzuim.
Echter, het gerecht oordeelde ook dat de duur van de schorsing niet langer mocht zijn dan noodzakelijk. De ambtenarenrechter heeft besloten dat de schorsing moest worden beperkt tot maximaal drie weken na de uitspraak, omdat de nadelige gevolgen voor klaagster onevenredig waren in verhouding tot het doel van de schorsing. De beslissing van de Minister werd gedeeltelijk vernietigd, en de kosten van de procedure werden aan de zijde van klaagster begroot op Afl. 1000,- aan gemachtigdesalaris.