In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 10 februari 2020 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, tegen een schorsingsbesluit van de Gouverneur van Aruba. De Gouverneur had op 27 maart 2019 besloten klager met ingang van de dag na de dagtekening van het landsbesluit in zijn ambt te schorsen, in afwachting van een disciplinaire procedure naar aanleiding van verdenkingen van ernstig plichtsverzuim, waaronder het aannemen van steekpenningen en bedrog. Klager had op 29 mei 2019 bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, waarbij hij stelde dat hij het bestreden landsbesluit pas op 7 mei 2019 had ontvangen, en dat zijn bezwaar dus tijdig was ingediend.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager inderdaad op 7 mei 2019 redelijkerwijs kennis heeft genomen van het bestreden landsbesluit, en dat zijn bezwaar ontvankelijk was. In de inhoudelijke beoordeling heeft het gerecht overwogen dat de Gouverneur voldoende gronden had om klager te schorsen, gezien de ernst van de beschuldigingen en de impact op de integriteit van de dienst. Klager ontkende de beschuldigingen en stelde dat er geen noodzaak was voor de schorsing, maar het gerecht oordeelde dat de twijfels over zijn integriteit en het vertrouwen in zijn functioneren voldoende reden gaven voor de schorsing.
De uitspraak concludeert dat het bezwaar ongegrond is verklaard, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. Klager kan tegen deze uitspraak in hoger beroep gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.