ECLI:NL:OGAACMB:2020:103

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
AUA202001574
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire strafoplegging aan politieambtenaar wegens plichtsverzuim en drugsgebruik

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 9 november 2020 uitspraak gedaan over het voornemen tot disciplinair ontslag van klager, een politieambtenaar. Klager was sinds 15 augustus 2013 in dienst bij het Korps Politie Aruba. De zaak begon met een kennisgeving van de gouverneur van Aruba op 9 juni 2020, waarin klager werd geïnformeerd over het voornemen tot ontslag op basis van artikel 95 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La). Klager maakte bezwaar tegen deze kennisgeving op 2 juli 2020. Tijdens de zitting op 28 september 2020 werd klager bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de gouverneur werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De gouverneur verwette dat klager zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, waaronder het gebruik van cocaïne zowel binnen als buiten diensttijd, en het verlaten van zijn rayon zonder toestemming. Klager erkende dat hij onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, maar betwistte de ernst van de beschuldigingen en voerde aan dat hij persoonlijke omstandigheden had die niet in aanmerking waren genomen. Het gerecht oordeelde dat klager zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, met name door het gebruik van verboden middelen en het niet naleven van zijn ambtelijke plichten.

De rechter concludeerde dat het gebruik van drugs door een politieambtenaar onacceptabel is en dat klager verantwoordelijk is voor zijn daden. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard en hem werd onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. De uitspraak benadrukte de hoge integriteitseisen die aan politieambtenaren worden gesteld en de noodzaak om de Arubaanse samenleving te beschermen tegen de gevolgen van drugsgebruik.

Uitspraak

Uitspraak van 9 november 2020
Gaza nr. AUA202001574

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 9 juni 2020 nr. DRH/1423 Geh (hierna: de kennisgeving) heeft verweerder, met toepassing van artikel 95 van de La, klager in kennis gesteld van zijn voornemen tot het aan klager opleggen van disciplinair ontslag.
Tegen de kennisgeving heeft klager op 2 juli 2020 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 2 september 2020 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting op 28 september 2020. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
1.2
Ingevolge artikel 49, eerste lid van de Lma, is de ambtenaar verplicht de gehele voor hem voorgeschreven werktijd aan de zaken van de overheid te wijden. Het is hem verboden gedurende deze werktijd zich zonder geldige reden te verwijderen van de plaats waar de werkzaamheid moet worden verricht.
Ingevolge het tweede lid is het de ambtenaar verboden gedurende de voorgeschreven werktijd zich bezig te houden met de behartiging van particuliere belangen van zichzelf of van derden.
Ingevolge het derde lid is het de ambtenaar verboden aan ambtenaren of ander personeel in dienst van de overheid op te dragen of te verzoeken gedurende de voor hen voorgeschreven werktijd werkzaamheden te verrichten anders dan ten behoeve van de overheid.
Ingevolge het vierde lid is het de ambtenaar verboden:
a. gedurende de werktijd alcoholhoudende dranken te gebruiken of bij zich te hebben;
b. in de dienstlokalen, -voertuigen en -vaartuigen alcoholhoudende dranken te bewaren.
1.3
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolgde het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
1.4
In artikel 83 van de Lma worden negen disciplinaire straffen opgesomd die kunnen worden toegepast. De straffen lopen op van een schriftelijke berisping tot een ontslag.
1.5
Ingevolge artikel 95, eerste lid, van de La kan het bevoegd gezag dat tot strafoplegging wenst over te gaan, van zijn voornemen aan betrokkene kennisgeven. De kennisgeving vermeldt de disciplinaire straf die het bevoegd gezag voornemens is op te leggen, benevens de gronden die het daarvoor meent te hebben.
Ingevolge het tweede lid kan de betrokkene gedurende veertien dagen na ontvangst van de kennisgeving een bezwaarschrift inzenden bij het gerecht in ambtenarenzaken.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt de zaak als een gewoon bezwaarschrift behandeld en neem het gerecht in plaats van het bevoegd gezag de beslissing die naar zijn oordeel genomen behoort te worden.
De ontvankelijkheid
2. Verweerder heeft te kennen gegeven dat hij op 19 juni 2020 een afschrift van de kennisgeving heeft ontvangen. Hiervan uitgaande, is het bezwaar van klager ingediend binnen de in artikel 95, vierde lid, van de La gestelde termijn.
Feiten
3.1
Klager is met ingang van 15 augustus 2013 aangesteld als politieambtenaar bij het Korps Politie Aruba (KPA).
3.2
In een rapport van 5 oktober 2017 maakt hoofdagent eerste klasse [naam hoofdagent] een verslag op over verontrustingen onder het personeel met betrekking tot klager.
3.3
Op 25 april 2018 vindt er naar aanleiding van het onder 3.2 genoemde rapport een gesprek plaats tussen de onderinspecteur [naam onderinspecteur] en klager.
3.4
Bij brief van 28 mei 2018 bericht de korpschef klager dat er een disciplinair onderzoek tegen klager wordt gestart.
3.5
Bij brief van 6 juni 2018 is aan klager de toegang tot het KPA ontzegd.
3.6
Op 6 juni 2018 is klager door de onderinspecteur [naam onderinspecteur] en brigadier 1e klasse [naam brigadier] gehoord. Hiervan is een rapport opgemaakt. De rapporteurs rapporteren onder meer:
“(…)
Vraag rapporteurs: Wij zijn op de hoogte gebracht, dat u vermoedelijk drugs gebruikt. Wat kan je hierover vertellen?
Antwoord betrokkene: Ik zal alles aan jullie vertellen. Ja, ik gebruik drugs. (…) Ongeveer 3 jaar geleden maakte ik kennis met de vrouw genaamd [x]. We begonnen een relatie met elkaar zonder dat mijn vriendin hiervan wist en na een paar maanden vertelde [x] aan mij dat zij vermoedelijk zwanger was van mij.
Dit kwam aan als een enorme klap voor mij. Ik ben namelijk iemand die heel veel waarde hecht aan mijn gezin en familie. Mijn gezin en vooral mijn kinderen zijn alles voor mij. Ik was mij ervan bewust dat als mijn vriendin hierachter zou komen ik alles zou kwijtraken. Ik besloot toentertijd dat het daarom misschien het beste was om het allemaal op te kroppen. Ik was al iemand die van een drankje hield, maar sinds ik van die zwangerschap kwam te weten begon ik erg veel alcohol te drinken. Zodra ik een vrije dag had, greep ik naar de fles. Thuis bleef dit niet onopgemerkt, maar ik liet niets los, ik verzweeg alles.
In januari 2017 verhuisde ik tezamen met mijn gezin naar een appartement in de wijk Sabana Blanco. Dat was trouwens in dezelfde periode dat ik van [x] te horen kreeg dat ze zwanger was. Het was ook in die periode dat ik zeer veel alcohol begon te drinken. Op een dag ging ik tijdens de nachtelijke uren de straat op om alcohol te kopen. Ik kon op dat moment echter nergens alcohol vinden. In een opwelling besloot ik op zoek naar iets anders te gaan, namelijk drugs. ik ging naar een huis dat zich ter hoogte van Pacifico Restaurant te Tarabana bevond. Volgens mij bevindt deze huis zich in de Pindastraat maar dat weet ik niet zeker.
(…)
Ik zei tegen hem om dan maar “wit” voor mij te brengen. Ik betaalde tien florin aan hem en kreeg hiervoor een klein transparant zakje voor terug waar een kleine hoeveelheid witkleurige poeder in zat. Ik nam aan dat dit cocaïne was. Hierop ging ik naar huis en verbruikte de cocaïne door deze via mijn neus op te snuiven.
Om eerlijk te zijn herinner ik mij niet veel meer van die avond. Ik was namelijk al zwaar onder de invloed van alcohol toen ik cocaïne kocht. En in die tijd dronk ik echt als een dronkaard, dus veel herinner ik mij niet meer van die avond. Ik herinner mij wel dat ik de dag erop met een enorm schuldgevoel uit bed opstond omdat ik de nacht ervoor cocaïne gekocht had.
Vraag rapporteurs: Ok, wat ik wil weten is het volgende. Als ik jou goed begrijp ben je zwaar alcohol gaan drinken vanaf de periode januari 2017, namelijk vanaf het moment dat door [x] aan jou verteld werd dat ze zwanger was. Tot wanneer heb je voor het laatst cocaïne gebruikt?
Antwoord betrokkene: Tot ongeveer 2 maanden geleden.
Vraag rapporteurs: Ok, hoe vaak heb jij cocaïne gebruikt tussen de periode januari 2017 tot en met 2 maanden geleden?
Antwoord betrokkene: Ongeveer 3 a 4 keer per maand. Ik dronk enorm veel alcohol. Maar dat betekent niet dat ik iedere keer cocaïne gebruikte.
Vraag rapporteurs: Bleef het bij cocaïne of gebruikte je ook andere drugs?
Antwoord betrokkene Nee, ik gebruikte alleen cocaïne.
Vraag rapporteurs: Ok, vertel verder.
Antwoord betrokkene: Het kind is geboren in oktober 2017. Ik bleef ook nadien zwaar alcohol gebruiken en zo nu en dan cocaïne. Het was een vicieuze cirkel waar ik toen terechtkwam. Voor mij lag de drempel namelijk al erg hoog om mijn hart te luchten. Ik was zoals gezegd erg bang om mijn gezin kwijt te raken. Maar toen ik ook nog eens aan de cocaïne raakte werd de drempel vele malen hoger. En om dan toch met deze stress om te kunnen gaan raakte ik verslaafd aan de alcohol en gebruikte ik soms drugs. Ongeveer twee maanden geleden ging ik even het huis uit. Ik vergat hierbij mijn telefoon mee te nemen. Toen ik thuis kwam werd ik onaangenaam verrast door mijn vriendin. Zij had namelijk een binnengekomen bericht op mijn WhatsApp gezien van [x] waarbij zij aan mij om melk en luiers vroeg voor ons kind.
(…)
In de periode die volgde ben ik helemaal gestopt mijn alcohol- en drugsgebruik. Ik moet wel het volgende zeggen, ongeveer 2 weken voordat de moeder van mijn twee kinderen achter mijn geheim kwam, ging ik op eigen initiatief hulp zoeken bij psycholoog [naam psycholoog]. (…) Ik ben momenteel nog steeds in behandeling bij meneer [naam psycholoog] en ga iedere dinsdag naar een behandeling.
(…)
Vraag rapporteurs: Heb jij in de periode dat je veel alcohol en ook cocaïne gebruikte, dezen ooit tijdens de dienst gekocht?
Antwoord betrokkene: Nee nog nooit, niet tijdens de dienst en ook niet in uniform.
(…)”.
3.7
Bij landsbesluit van 13 augustus 2018 heeft verweerder besloten om klager in zijn ambt te schorsen totdat het bevoegd gezag een beslissing heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
3.8
Bij brief van 13 augustus 2018 is klager in de gelegenheid gesteld zich ten aanzien van het aan hem verweten gedrag te verantwoorden.
3.9
Bij brief van 5 september 2018 heeft klager zich verantwoord. Klager schrijft onder andere:
“(…)
Cliënte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim in de zin van artikel 82 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, althans, indien zulks het geval mocht zijn, dat een disciplinaire maatregel geïndiceerd zou zijn, althans een zodanige disciplinaire maatregel die het zou beletten terug te keren naar zijn functie als agent van politie.
- Client kan erkennen op 3 oktober 2017 naar het adres [adres] te zijn gegaan. Hij ontkent en betwist evenwel met de meeste stelligheid te hebben geweten dat dit adres bekend was bij de politie en dat daar vermoedelijk in drugs wordt gehandeld. Hij heeft dit adres vaker bezocht en heeft hier nooit iets van gemerkt of enige reden gehad om zulks te vermoeden.
- Client ontkent en betwist met de meeste stelligheid dat hij zich na dat bezoek abnormaal zou hebben gedragen. De wachtcommandant bij wie hij zich na de patrouille heeft gemeld heeft hier nooit iets van gemerkt, althans is daar nooit iets van gebleken.
- Client kan erkennen dat hij onder diensttijd weleens een persoonlijke vriend is gaan groeten. Tijdens deze schaarse privé ontmoetingen heeft echter nooit iets onrechtmatigs plaatsgevonden.
De handelingen die onder de overige gedachtestreepjes in de brief vermeld staan worden niet door cliënt ontkend. (…) Hij had namelijk een buitenechtelijke relatie. Hij wist hier niet mee om te gaan. Daarenboven heeft de persoon met wie hij deze relatie had op gegeven moment aan hem verteld dat zij van hem in verwachting was. Client is toen in een depressie geraakt, wat ertoe geleid heeft dat hij te veel alcohol is gaan gebruiken. Dit heeft weer geleid tot het gebruik van drugs en uiteindelijk tot zijn toegangsontzegging vanaf 6 juni 2018.
Echter, al in februari 2018, dus nog voordat cliënt gezien is in de Ranchostraat (…) had cliënt zelf ingezien dat hij een verslavingsproblematiek had en is hij daarvoor hulp gaan zoeken bij een hulpverlener op dat gebied (…). Vanaf eind maart 2018 is cliënt geheelonthouder en clean.
(…)”
3.1
Bij de kennisgeving heeft verweerder met toepassing van artikel 95 van de La klager in kennis gesteld van zijn voornemen tot het opleggen van disciplinair ontslag.
Het geschil
4. Uit artikel 95 van de La volgt dat door het maken van bezwaar tegen het aan een ambtenaar kenbaar gemaakt voornemen tot disciplinaire strafoplegging, de rechter bevoegd wordt in plaats van het bevoegd gezag de beslissing over strafoplegging te nemen. Ter beoordeling ligt nu dus voor de vraag of klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim en zo ja, welke disciplinaire straf dan opgelegd kan worden. Het gerecht overweegt als volgt.
De standpunten van partijen
5.1
Aan het voornemen tot disciplinaire strafoplegging heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager ernstig plichtsverzuim heeft begaan. Aan klager wordt verweten dat hij:
- zowel onder diensttijd als daar buiten cocaïne gebruikt(e), waarvan het gebruik verboden is op grond van artikel 3 lid c Landsverordening verdovende middelen;
- op 3 oktober 2017 op dienst zijnde, zonder toestemming van de chef van dienst en zonder de centrale politiepost in kennis te stellen, zijn rayon verliet om naar het adres [adres] te gaan, een bekend adres bij politie waar vermoedelijk in drugs gehandeld wordt;
- zich na dit bezoek abnormaal gedroeg, waardoor zijn patrouille partner vroeg of hij zich wel goed voelde;
- zich onder diensttijd bezig hield met het behartigen van particulier belangen, hetgeen hij erkend heeft;
- op 22 maart 2018, omstreeks 04.30 uur, door een surveillance van het district Oranjestad werd gezien terwijl hij met zijn personenauto voor het perceel Ranchostraat [nummer] stond, wat bekend staat als een woning waar men in verdovende middelen handelt;
- terwijl hij voor dit adres geparkeerd stond, iets van de bij politie en justitie bekende landloper/druggebruiker [naam] in ontvangst nam;
- op 25 april 2018 in een verklaring erkend heeft dat hij problemen had, waardoor hij alcohol en cocaïne gebruikte;
- erkend heeft dat hij frequent cocaïne kocht bij een huis in Turibana.
5.2
Klager is het niet eens met de voorgenomen strafoplegging. Daartoe voert hij aan dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan alle hem door verweerder verweten gedragingen, dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en dat de kennisgeving in strijd is met diverse beginselen van behoorlijk bestuur.
De beoordeling
6.1
Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt.
Het zich onder diensttijd bezig houden met het behartigen van particulier belangen
6.2
Klager heeft erkend dat hij onder diensttijd wel eens een persoonlijke vriend is gaan groeten (zie 3.6). Tijdens deze schaarse privé ontmoetingen heeft echter nooit iets onrechtmatige plaatsgevonden, aldus klager. Het gerecht overweegt dat de ambtenaar, ingevolge artikel 49 van de Lma, verplicht is de gehele voor hem voorgeschreven werktijd aan de zaken van de overheid te wijden en dat het de ambtenaar verboden is zich gedurende deze werktijd zonder geldige reden te verwijderen van de plaats waar de werkzaamheid moet worden verricht (zie 1.2). Naar het oordeel van het gerecht leveren deze gedragingen plichtsverzuim op.
Drugsgebruik
6.3
Het gerecht stelt voorts vast dat klager in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen, nu hij heeft erkend dat hij cocaïne gebruikt of heeft gebruikt (zie 3.6).
6.4
De overheid voert een intensieve en moeizame strijd tegen de productie en handel in verdovende middelen om de Arubaanse samenleving te beschermen tegen de sociale en economische ontwrichtende gevolgen daarvan. Gelet daarop kan van verweerder, ook in verband met de geloofwaardigheid van het overheidshandelen, in deze niet worden verwacht te tolereren dat ambtenaren verboden middelen kopen en gebruiken (zie RvBAz van 18 januari 2019; ECLI:NL:ORBAACM:2019:3). Dit geldt in het bijzonder en in versterkte mate voor politieambtenaren op wie verweerder op dat vlak volledig moet kunnen vertrouwen en aan wie hij daarom hoge integriteitseisen mag stellen.
6.5
Het gerecht wijst erop dat het gebruiken van drugs een eigen verantwoordelijkheid is van klager. Dat klager in zijn privéleven tegenvallers te verwerken krijgt, betreffen zaken waar klager mee behoort te kunnen omgaan. Een politieagent dient over een zodanige persoonlijkheid te beschikken dat hij weet om te gaan met ingrijpende en minder ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven zonder dat hij daarbij naar drugs grijpt. De functie van politieambtenaar waarbij de ambtenaar wapendragend is, verhoudt zich niet met drugsgebruik. Dat klager inmiddels geen cocaïne meer gebruikt en hulp heeft gezocht, geeft het gerecht geen aanleiding tot een ander oordeel. Het gebruik van cocaïne kan dan ook worden aangemerkt als plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim kan klager ook worden toegerekend.
7.1
Nu geen van de door klager aangedragen gronden van zijn bezwaar doel treft, is het bezwaar ongegrond. Het gerecht zal bepalen dat aan klager de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wordt opgelegd.
7.2
Ter voorlichting merkt het gerecht op dat onderhavige procedure ingevolge artikel 95 van de La in zoverre afwijkend is van de in het ambtenarenrecht gebruikelijke procedure, dat het gerecht daarin, in plaats van het bevoegd gezag, de beslissing neemt die naar zijn oordeel genomen behoort te worden. Onderhavige beslissing tot strafoplegging is dan ook de eindbeslissing. Dit houdt mede in dat verweerder na deze uitspraak geen nadere beschikking meer kan of behoeft te nemen.
7.3
Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond;
bepaalt, met toepassing van artikel 95, derde lid van de La, dat aan klager met ingang van de dag na dagtekening van deze uitspraak de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wordt opgelegd.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.