Uitspraak
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO
[klager],
de Regering van Curaçao,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft klager, de Regering van Curaçao, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van 13 juni 2017, waarbij zijn verzoek om benoeming met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 in de functie van Chef van de Afdeling Personeel, Informatie Organisatie en Financiële Zaken (Chef PIOFA) is afgewezen. Klager heeft zijn bezwaar ingediend na ontvangst van het bestreden besluit op 20 juni 2017. De behandeling van het bezwaar vond plaats op 10 juli 2019, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E.A. Knoppel, en verweerster werd vertegenwoordigd door mrs. S.X.T. Hato en L.S. Davelaar.
Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft overwogen dat klager sinds 1 december 2010 niet meer in dienst is van 's Lands en dat hij alleen belang heeft bij een formele plaatsing met terugwerkende kracht als dit financieel voordeel oplevert. Klager betoogde dat hij feitelijk de functie van Chef PIOFA heeft vervuld en dat deze functie ten onrechte op het niveau van schaal 11 is gewaardeerd, terwijl deze volgens hem op schaal 13 had moeten worden gewaardeerd. Het Gerecht oordeelde dat functiewaarderingsbesluiten in het algemeen op één lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking, waartegen geen beroep openstaat bij de ambtenarenrechter.
Het Gerecht concludeerde dat klager geen grond heeft voor nietigverklaring van het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 augustus 2019, met de mogelijkheid voor beide partijen om binnen dertig dagen hoger beroep aan te tekenen bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.