ECLI:NL:OGAACMB:2019:64

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
5 juli 2019
Zaaknummer
AUA201802502
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanstelling van een ambtenaar in vaste dienst en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 1 juli 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster tegen haar aanstelling als ambtenaar in vaste dienst. Klaagster, die sinds 15 september 2009 werkzaam was als 2e projectmedewerker bij de Dienst Openbare Werken, was met ingang van 1 juli 2017 aangesteld. Ze maakte bezwaar tegen deze aanstelling, stellende dat deze in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat zij eerder had verzocht om benoeming in vaste dienst en andere collega's eerder waren aangesteld. Klaagster voerde aan dat haar ervaring en anciënniteit niet correct waren meegenomen in de beslissing van de overheid.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was gebeurd. De rechter oordeelde dat de aanstelling van klaagster niet in strijd was met enig beginsel van behoorlijk bestuur. Het Gerecht concludeerde dat de aanstelling van klaagster met ingang van 1 juli 2017 op goede gronden was gedaan, en dat er geen sprake was van gelijke gevallen met de collega’s die klaagster had genoemd. De rechter verwierp ook het beroep van klaagster op het gelijkheidsbeginsel, omdat de omstandigheden van de andere medewerkers niet vergelijkbaar waren met die van klaagster.

De uitspraak eindigde met de beslissing dat het bezwaar van klaagster ongegrond werd verklaard. Klaagster heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, waarbij specifieke procedures en termijnen in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

Uitspraak van 1 juli 2019
GAZA nr. AUA201802502

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de heer F.B. Ras,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 11 juni 2018 (het bestreden landsbesluit) is klaagster met ingang van 1 juli 2017 aangesteld als ambtenaar in vaste dienst in de functie van 2e projectmedewerker bij de Dienst Openbare Werken (DOW) en benoemd in de rang van klerk 1ste klasse met vaststelling van haar bezoldiging in schaal 4 dienstjaar 9. Bij dat landsbesluit is klaagster tevens opgenomen als deelnemer in het pensioenfonds in de zin van het pensioenreglement van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (APFA).
Hiertegen heeft klaagster op 13 augustus 2018 bezwaar gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 20 mei 2019. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 16 juli 2018 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met het bestreden landsbesluit, en heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanstelling in vaste dienst met ingang van 1 juli 2017 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat zij reeds in 2010 en in 2012 heeft verzocht om als ambtenaar in vaste dienst te worden aangesteld, gelijk als twee collega’s, [naam collega 1] en [naam collega 2], die na haar in dienst zijn getreden.
Verder stelt zij dat zij reeds per 1 maart 2007 als deelneemster is toegetreden tot het pensioenfonds bij de APFA.
Klaagster stelt zich tevens op het standpunt dat zij gelet op haar ervaring en anciënniteit had moeten worden geplaatst in de functie van 1e projectmedewerker Infrastructuur en Verkeer (I&V), omdat zij al vanaf 2009 de functie van 2e projectmedewerker I&V bekleedt en laatstelijk met ingang van 1 oktober 2013 is bevorderd naar schaal 4.
Zij verzoekt het gerecht het bestreden landsbesluit te vernietigen en te bepalen dat zij met ingang van 1 juli 2012 als ambtenaar in vaste dienst zal worden benoemd, en geplaatst in de functie van 1ste projectmedewerker I&V in schaal 5.
2.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat nu klaagster pas vanaf 1 juli 2017 als ambtenaar is aangesteld, haar bezwaren die betrekking hebben op de periode daaraan voorafgaand, buiten beschouwing moeten worden gelaten. Haar arbeidsovereenkomst zou per 1 oktober 2017 verlopen en daarom is zij met ingang van 1 juli 2017 tot ambtenaar benoemd. Klaagster ondervindt hiervan geen nadeel, omdat haar dienstjaren als arbeidscontractant meetellen voor een ambtsjubileum of een bevordering.
Verder heeft verweerder aangevoerd dat de opneming in het bestreden landsbesluit van de aanmelding van klaagster als deelneemster bij APFA slechts een administratieve handeling betreft, die geen wijziging meebrengt in haar eerdere deelnemerschap.
Wat betreft het beroep op het gelijkheidsbeginsel, heeft verweerder aangevoerd dat er geen sprake is van gelijke gevallen: [naam collega 2] is in het bezit van een MBO-diploma en is aangesteld in de functie van hoofdtechnicus 1e klasse in schaal 8, dienstjaar 2, terwijl klaagster een mavodiploma heeft en in een administratieve rang is benoemd.
Tenslotte heeft verweerder aangevoerd dat klaagster de functie van 1e projectmedewerker I&V niet uitoefent, en dat het in dit geval niet gaat om een bevordering.
Het geschil
3. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten klaagster met ingang van 1 juli 2017 als ambtenaar in vaste dienst te benoemen. Het gerecht neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klaagster is op 15 september 2009 op basis van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst in dienst getreden van het Land, en tewerkgesteld bij de DOW in de functie van 2de projectmedewerker I&V.
4.2
Bij brief van 6 juli 2012 heeft klaagster verzocht om benoeming in vaste dienst. Dit verzoek heeft zij bij brief van 29 maart 2017 herhaald.
4.3
Bij brief van 10 juli 2012 heeft de directeur van de DOW de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu voorgesteld om klaagster in vaste dienst te benoemen.
4.4
Het Departamento Recurso Humano (DRH) heeft in zijn advies van 20 april 2018 het volgende geschreven:
“(…) De ministerraad heeft in de vergadering van 22 augustus 2017 besloten om betrokkene in vaste dienst te benoemen bij de DOW, in de functie van 2e projectmedewerker.
Het DRH past bij het omzetten van het dienstverband van contractanten werkzaam bij diensten, de wet- en regelgeving alsmede de door de ministerraad vastgestelde beleidslijnen toe. Deze worden hieronder kort toegelicht:
1. de aanstellingsvereisten van de Lma;
2. inschaling conform de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA);
3. betrokkene dient te beschikken over een positieve beoordeling van het functioneren;
4. betreffende functie is vastgesteld in een door de ministerraad goedgekeurde formatie;
5. voor personeel dat beschikt over
- een WO- of HBO-diploma kan de omzetting na 1 jaar gebeuren,
- een LBO/MBO diploma geldt dat een benoeming in vaste dienst na 3 jaar kan gebeuren.
(…)
Betrokkene is positief beoordeeld, is in het bezit van een MAVO-diploma en is sedert 15 september 2009 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van het Land. De arbeidsovereenkomst met betrokkene verloopt van rechtswege op 1 oktober 2017.
Gelet op het bovenstaande wordt geadviseerd om de arbeidsovereenkomst met betrokkene met ingang van 1 juli 2017 om te zetten naar een benoeming in vaste dienst in de functie van 2e projectmedewerker bij het DOW. (…)”
Het wettelijk kader
5. Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) dat ambtenaar in de zin van deze landsverordening is hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba werkzaam te zijn.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Lma geschiedt aanstelling in vaste of in tijdelijke dienst. Ingevolge het tweede lid gaat aan de aanstelling in vaste dienst in de regel vooraf een aanstelling in tijdelijke dienst.
Ingevolge artikel 6, eerste lid van de Lma kan aanstelling tot ambtenaar, met inachtneming van de voor de bekleding van het ambt vast te stellen bepalingen, slechts in aanmerking komen hij die:
a. van goed zedelijk gedrag is, hetgeen dient te blijken uit een verklaring, afgegeven door de daartoe bevoegde instantie;
b. Nederlander is, tenzij bij landsverordening voor de benoeming in een bepaald ambt is afgeweken van het voorschrift dat geen vreemdeling benoembaar is;
c. op grond van de uitslag van een geneeskundig onderzoek, ingesteld door een of meer door het bevoegde gezag aangewezen geneeskundigen, geschikt is verklaard voor de vervulling van het ambt.
De beoordeling
6.1
Het gerecht stelt voorop dat aanstelling als ambtenaar van een bij het Land werkzame contractant, geen recht of automatisme is. Het door de overheid gehanteerde beleid ter zake van aanstelling van arbeidscontracten als ambtenaren - inhoudende dat een contractant met een LBO/MBO diploma, zoals klaagster, na drie jaar als ambtenaar kan worden aangesteld - legt geen verplichting op aan verweerder om die arbeidscontractant ook daadwerkelijk na verloop van drie jaar als zodanig te benoemen. Het blijft een discretionaire bevoegdheid van verweerder om ambtenaren aan te stellen. In dit geval is gebleken dat de principebeslissing van de ministerraad om klaagster als ambtenaar te benoemen is genomen in augustus 2017.
6.2
Gelet hierop acht het gerecht de aanstelling van klaagster met ingang van 1 juli 2017 niet in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur.
7. Klaagster betoogt voorts dat zij ten onrechte bij haar aanstelling als ambtenaar niet is geplaatst in de functie 1e projectmedewerker I&V. Nu niet is gebleken dat klaagster op 1 juli 2017 die functie feitelijk vervulde, kan het gerecht haar niet volgen in dit betoog. Dit betoog faalt.
8. Ook het beroep van klaagster op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, nu geen sprake is van gelijke gevallen, reeds omdat de door klaagster genoemde collega’s niet dezelfde functie vervullen als zij en eerder dan 1 juli 2017 als ambtenaar zijn aangesteld.
9. Het bezwaar is ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 1 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.