ECLI:NL:OGAACMB:2019:58

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
AUA201802638
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op overwerkvergoeding voor politieambtenaren in schaal P10

In deze zaak hebben klagers, politieambtenaren in de rang van inspecteur of hoger, bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie om hun verzoek om restitutie van een eerder uitgekeerde overwerkvergoeding af te wijzen. Klagers zijn met ingang van 1 januari 2011 benoemd als inspecteur in schaal P10, en volgens artikel 27, lid 5 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) komen zij niet in aanmerking voor beloning voor overwerk. De Minister heeft gesteld dat de klagers vanaf hun benoeming geen recht meer hebben op overwerkvergoeding, en dat de terugvordering van eerder uitgekeerde vergoedingen rechtmatig was.

Tijdens de zitting hebben klagers hun standpunt toegelicht, waarbij zij zich beroepen op beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Zij betogen dat zij in de veronderstelling verkeerden dat zij recht hadden op vergoeding voor het verrichte overwerk, en dat de terugvordering in strijd is met eerder gegeven adviezen. De rechter heeft echter geoordeeld dat de weigering van de Minister om overwerkvergoeding toe te kennen rechtmatig is, en dat de klagers niet kunnen worden beloond voor overwerk dat zij verricht hebben na hun benoeming in schaal P10.

De rechter heeft het bezwaar van klagers ongegrond verklaard, en benadrukt dat de wettelijke bepalingen omtrent overwerkvergoeding voor politieambtenaren in deze situatie van toepassing zijn. De uitspraak is gedaan op 24 juni 2019, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 24 juni 2019
Gaza nr. AUA201802638

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klagers],

allen wonend te Aruba,
KLAGERS,
gemachtigde: mr. H.U. Thielman,
tegen:

de Minister van Jusitite, Veiligheid en Integratie,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Klagers hebben op 27 februari 2015 schriftelijk verzocht om restitutie van de reeds in april 2012 aan hen uitbetaalde overwerkvergoeding voor overwerk verricht in februari 2012, die vervolgens in maart 2013 is teruggevorderd, alsmede uitbetaling van vergoeding voor door hen verricht overwerk in de maanden maart en april 2012.
Bij beschikking van 24 juli 2018 (de bestreden beslissing) heeft verweerder dit verzoek van klagers afgewezen.
Hiertegen hebben klagers op 22 augustus 2018 een bezwaarschrift bij dit gerecht ingediend.
Verweerder heeft op 8 februari 2019 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft het bezwaar behandeld ter zitting van 11 februari 2019, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Klagers kunnen zich niet verenigen met de bestreden beslissing en verzoeken het gerecht deze te vernietigen en verweerder te gelasten om – kort gezegd – hun verzoek van 27 februari 2015 toe te wijzen.
Daarbij hebben zij zich op het standpunt gesteld dat de bestreden beslissing in strijd is met het rechtzekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het verbod van detournement de pouvoir.
Ter onderbouwing van hun standpunt hebben klagers het volgende aangevoerd. Zij hebben erop mogen vertrouwen dat zij betaald zouden worden voor het verrichtte overwerk, tenminste tot de datum van ontvangst op 20 april 2012 van de inmiddels ingetrokken landsbesluiten van 30 maart 2012, waarbij zij in de rang van Inspecteur in schaal P10 zijn benoemd. Dit, omdat zij geen zeggenschap hebben ter zake van de ingangsdatum van de benoeming noch over de periode van terugwerkende kracht die aan een dergelijke benoeming wordt gegeven. Zij hebben het overwerk verricht in het volste en gerechtvaardigde vertrouwen dat zij hiervoor vergoeding zouden ontvangen. Wat betreft de restitutie, verwijzen klagers naar het advies van de Directeur van de Directie Financiën van 17 juli 2013, waarin staat vermeld dat de overuren bij de berekening van de terugwerkende kracht niet worden teruggevorderd, maar de betaling van overuren per datum van het landsbesluit wordt stopgezet. De reeds aan hen uitbetaalde overwerkvergoeding is in strijd met deze regel, teruggevorderd. Aldus klagers.
2. Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat politieambtenaren in de rang van inspecteur en hoger geen recht hebben op beloning voor overwerk, en dat er in dit geval geen gewichtige redenen zijn die nopen tot afwijking van de wettelijke regels.
Verweerder heeft ter zitting verder nog aangevoerd dat klagers vanaf hun benoeming in de rang van inspecteur in schaal P10, met ingang van 1 januari 2011, geen recht meer hebben op overwerkvergoeding, dat zij in maart 2013 het verschil in bezoldiging in verband met hun benoeming uitbetaald hebben gekregen en dat daarbij de laatste ten onrechte betaalde overwerkvergoeding over de maand februari 2012 is teruggevorderd.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat politieambtenaren in de rang van inspecteur of hoger (vanaf schaal P10), ingevolge artikel 27, lid 5 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma), niet in aanmerking komen voor beloning voor overwerk.
Nu klagers – met terugwerkende kracht – met ingang van 1 januari 2011 zijn benoemd als inspecteur in schaal P10 komen zij vanaf die datum niet meer in aanmerking voor overwerkvergoeding. Anders dan klagers menen volgt uit voornoemde bepaling niet dat zij dan geen overwerk meer hoeven te verrichten. De weigering om klagers te belonen voor overwerk verricht over de maanden februari, maart en april 2012, vloeit rechtstreeks voort uit de Lma. Dit betekent dat verweerder bevoegd was om bij de uitbetaling van het verschil in bezoldiging in verband met de benoeming als inspecteur in schaal P10, de reeds ten onrechte uitgekeerde vergoeding voor verricht overwerk terug te vorderen. De door klagers gestelde strijd met beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, kunnen er niet toe leiden dat verweerder, in strijd met de wet, toch een overwerkvergoeding zou moeten toekennen (vgl. Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 2 december 2008; ECLI:NL:ORBANAA:2008:BK1232.).
4. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond is.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 24 juni 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.