In deze zaak heeft klager, een aspirant agent, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao om een toegangsontzegging die hem door de Korpschef van de Politie Curaçao was opgelegd, te schorsen. De Korpschef had klager voor drie maanden de toegang tot alle politiedienstlokaliteiten ontzegd en hem in kennis gesteld van een voorgenomen ontslag op grond van het Rechtspositiebesluit. Klager stelde dat hij deze toegangsontzegging nodig had om zijn politieopleiding te kunnen voortzetten en zijn examens in januari 2020 te kunnen afleggen. Het Gerecht heeft de zaak op 27 november 2019 behandeld, waarbij klager werd bijgestaan door zijn advocaat en de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Het Gerecht overwoog dat klager een spoedeisend belang had bij de beoordeling van zijn verzoek, aangezien hij geen toegang had tot het opleidingsinstituut en daardoor zijn opleiding niet kon voortzetten. De verweerder voerde aan dat klager betrokken was bij strafrechtelijke onderzoeken tegen zijn voormalige schoonvader en dat hij onjuiste informatie had verstrekt in zijn sollicitatieprocedure. Het Gerecht oordeelde echter dat de verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat klager zich met illegale praktijken had beziggehouden en dat de toegangsontzegging onvoldoende was gemotiveerd. Het Gerecht besloot daarom de werking van de toegangsontzegging te schorsen met ingang van 9 december 2019.
Daarnaast bepaalde het Gerecht dat de verweerder een vergoeding van NAf 1.400,- aan klager moest betalen als bijdrage in de kosten van juridische bijstand, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 december 2019 door rechter N.M. Martinez, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.