ECLI:NL:OGAACMB:2019:140

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
CUR201904275
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsontzegging aan aspirant agent in verband met vermeende betrokkenheid bij strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft klager, een aspirant agent, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao om een toegangsontzegging die hem door de Korpschef van de Politie Curaçao was opgelegd, te schorsen. De Korpschef had klager voor drie maanden de toegang tot alle politiedienstlokaliteiten ontzegd en hem in kennis gesteld van een voorgenomen ontslag op grond van het Rechtspositiebesluit. Klager stelde dat hij deze toegangsontzegging nodig had om zijn politieopleiding te kunnen voortzetten en zijn examens in januari 2020 te kunnen afleggen. Het Gerecht heeft de zaak op 27 november 2019 behandeld, waarbij klager werd bijgestaan door zijn advocaat en de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Het Gerecht overwoog dat klager een spoedeisend belang had bij de beoordeling van zijn verzoek, aangezien hij geen toegang had tot het opleidingsinstituut en daardoor zijn opleiding niet kon voortzetten. De verweerder voerde aan dat klager betrokken was bij strafrechtelijke onderzoeken tegen zijn voormalige schoonvader en dat hij onjuiste informatie had verstrekt in zijn sollicitatieprocedure. Het Gerecht oordeelde echter dat de verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat klager zich met illegale praktijken had beziggehouden en dat de toegangsontzegging onvoldoende was gemotiveerd. Het Gerecht besloot daarom de werking van de toegangsontzegging te schorsen met ingang van 9 december 2019.

Daarnaast bepaalde het Gerecht dat de verweerder een vergoeding van NAf 1.400,- aan klager moest betalen als bijdrage in de kosten van juridische bijstand, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 december 2019 door rechter N.M. Martinez, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Beslissing
in de zaak van:

[klager],

wondende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. T.L.M. Keller, advocaat,
tegen

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. P. Tweeboom, advocaat.

Procesverloop

Bij brieven van 22 oktober 2019 heeft de Korpschef van de Politie Curaçao (de Korpschef) klager voor de duur van drie maanden de toegang tot alle politiedienstlokaliteiten en dienstlokaliteiten van het Opleidingsinstituut Rechtshandhaving & Veiligheidszorg (het ORV) ontzegd en hem in kennis gesteld dat hij op grond van artikel 119, eerste lid aanhef en onder f, van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 (het Rechtspositiebesluit) zal worden ontslagen (de bestreden beslissingen).
Op 14 november 2019 heeft klager het Gerecht verzocht om een beslissing bij voorraad (het verzoek).
Verweerder heeft producties ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van het Gerecht op 27 november 2019. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [Y], Hoofd HRM bij het Korps Politie Curaçao (het KPC).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 96, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit kan door de minister of het bevoegd gezag de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen en –terreinen of het werk, dan wel het verblijf aldaar, worden ontzegd.
2. Klager is toegelaten tot de politieopleiding en is bij landsbesluit van 6 augustus 2019 benoemd tot aspirant agent. Op grond van de bestreden beslissingen heeft klager geen toegang tot het opleidingsinstituut en kan hij dus geen lessen meer volgen. Met deze procedure beoogt klager toegang te krijgen tot de lokaliteiten van het KPC die hij moet betreden om zijn politieopleiding te kunnen voortzetten en in januari 2020 examens te kunnen afleggen. Naar het oordeel van het Gerecht heeft klager in het licht hiervan een spoedeisend belang bij beoordeling van het onderhavige verzoek.
3. Verweerder heeft aangevoerd dat klager, kort samengevat, betrokken is geweest bij een aantal strafrechtelijke onderzoeken tegen zijn voormalige schoonvader en onjuiste/onvolledige informatie heeft gegeven door deze betrokkenheid niet op de inlichtingenstaat die hij tijdens zijn sollicitatieprocedure moest invullen te vermelden. Gezien de aard en ernst van die onvolledigheid, het gebrek aan zelf reflecterend vermogen van klager en het feit dat klager met toepassing van artikel 119, eerste lid, aanhef en onder f van het Rechtspositiebesluit zal worden ontslagen, is voldoende grond aanwezig voor de opgelegde toegangsontzegging.
4. Nu dat door partijen niet is betwist staat vooralsnog het volgende vast. Klager heeft op zijn curriculum vitae vermeld dat hij in de periode van 2011 tot 2016 heeft gewerkt bij een bedrijf van zijn voormalige schoonvader (de verdachte). Klager is in een strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte als getuige is gehoord en was aanwezig in de woning van de verdachte toen in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte huiszoeking is gedaan in die woning. Klager is zelf geen verdachte geweest in een strafrechtelijk onderzoek. Op de inlichtingenstaat zijn onder meer de volgende vragen opgenomen:
“Bent u wel eens in aanraking geweest met de politie of justitie in de voormalige N.A. en/of in het buitenland? Zo ja, wanneer en waarvoor?
Bent u wel eens om een andere redenen met de politie of justitie in aanraking geweest? Zo ja, waarom en wanneer was dat?
Aanraking andere redenen: Ja Nee
Reden:
Datum:”
Klager heeft als antwoord op die vragen “NVT” ingevuld.
5. Een toegangsontzegging op grond van artikel 96, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is een ordemaatregel met een neutraal karakter. Een dergelijke maatregel kan aangewezen zijn wanneer de goede werkzaamheden op enigerlei wijze wordt bedreigd en het zoeken en vinden van een oplossing van de gerezen problemen belemmerd wordt door de betrokkenheid in het arbeidsproces van een of meer van de betrokken personen (vgl. ECLI:NL:CRVB:2012:BV0967).
5.1.
Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht heeft verweerder, nu vast staat dat hij ermee bekend was dat klager getrouwd is geweest met de dochter van de verdachte en jarenlang voor de verdachte heeft gewerkt, onvoldoende toegelicht waarom de omstandigheid dat klager niet expliciet op de inlichtingenstaat heeft vermeld dat hij jaren geleden in een strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte als getuige is gehoord en aanwezig was in zijn woning tijdens een huiszoeking met zich brengt dat thans op een zodanige manier aan zijn integriteit moet worden getwijfeld dat het belang van verweerder bij de toegangsontzegging zwaarder dient te wegen dan het belang van klager bij het voortzetten van zijn opleiding. Daarbij neemt het Gerecht in aanmerking dat het op de weg van verweerder had gelegen om, nu hij bekend was met de persoonlijke en zakelijke relatie tussen klager en de verdachte, al voor de toelating van klager tot de politieopleiding grondig onderzoek te doen naar eventuele betrokkenheid van klager bij illegale praktijken. Doordat vooralsnog vast staat dat klager niet als verdachte is aangemerkt in enig strafrechtelijk onderzoek, verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat klager zich met illegale praktijken heeft bezig gehouden en thans alleen nog sprake is van een voornemen tot ontslag, is het Gerecht voorlopig van oordeel dat de opgelegde toegangsontzegging onvoldoende is gemotiveerd en ziet het Gerecht daarin aanleiding om deze met ingang van de hierna in het dictum te noemen datum te schorsen.
6. Het Gerecht zal bepalen dat verweerder ten laste van de landskas een vergoeding aan klager zal betalen als bijdrage in zijn kosten van juridische bijstand. De vergoeding bepaalt het Gerecht naar analogie van het Besluit proceskosten bestuursrecht op NAf 1.400,- (1 punt voor indiening van het bezwaarschrift en 1 punt voor de verschijning ter zitting, à NAf 700,- per punt).

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • wijsthet verzoek
    toe;
  • schorstde werking van de bestreden beslissingen van 22 oktober 2019 - voor zover deze betrekking hebben op de toegangsontzegging - met ingang van 9 december 2019 totdat op het bezwaar hiertegen is beslist;
  • bepaaltdat verweerder ten laste van de landskas NAf 1.400,- aan klager dient te betalen als bijdrage in de kosten van juridische bijstand.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.