ECLI:NL:OGAACMB:2019:134

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
AUA201901339
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ambtenaar wegens verdenking van ernstige strafbare feiten en inhouding van salaris

In deze zaak is klager, een ambtenaar werkzaam bij het Departamento di Impuesto, in voorlopige hechtenis genomen op verdenking van ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag. De Gouverneur van Aruba heeft op basis van deze verdenking besloten klager met ingang van 15 januari 2018 te schorsen en zijn inkomen voor een periode van zes weken met één derde deel in te houden. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing en de inhouding van zijn salaris, stellende dat het incident in de privésfeer heeft plaatsgevonden en dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen om een verantwoordingsbrief in te dienen. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend. De rechter heeft overwogen dat de schorsing een ordemaatregel is die kan worden opgelegd als het ongestoord functioneren van de dienst niet langer verzekerd is. De rechter concludeert dat de Gouverneur op goede gronden heeft besloten tot schorsing, gezien de ernstige verdenking van plichtsverzuim. De inhouding van het salaris is rechtmatig, aangezien deze volgt uit de schorsing. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 9 december 2019
GAZA nr. AUA201901339

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[klager]

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaten mrs. C. Lejuez en C.S. Edwards,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DRH).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 19 maart 2019 heeft verweerder besloten (I) vast te leggen dat klager conform artikel 88, eerste lid, sub a van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) met ingang van 15 januari 2018 dan wel de dag van inbewaringstelling van rechtswege in zijn ambt is geschorst, klager met toepassing van artikel 87 aanhef en onder c van de Lma met ingang van de dag waarop de onder punt (I) genoemde schorsing tot een einde komt, in zijn ambt te schorsen, (III) met toepassing van artikel 89, eerste lid van de Lma het inkomen van klager voor een periode van zes weken voor één derde gedeelte in te houden ingehouden, na verloop waarvan een verdere inhouding ook van het volle bedrag zal plaatsvinden, en (IV) data onder punt (II) genoemde schorsing zal duren tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Tegen dit landsbesluit (hierna: de bestreden beslissing) heeft klager op 23 april 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 6 juni 2019 een contra-memorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 28 oktober 2019, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door mr. C.S. Edwards, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
1.2
Klager heeft onweersproken gesteld dat hij de bestreden beslissing op 26 maart 2019 heeft ontvangen. Gelet hierop heeft klager zijn bezwaarschrift binnen de in artikel 41, derde lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend en is hij derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.
2. Het wettelijk kader is als bijlage 1 aan deze uitspraak gehecht.
Standpunten van partijen
3.1
Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde schorsing en stelt zich daarbij - samengevat - op het standpunt dat hij ten aanzien van de verleende schorsing niet de gelegenheid is geboden om in de zin van artikel 84 van de Lma een verantwoordingsbrief in te dienen. Voorts voert klager aan dat het incident waarvan klager wordt verdacht in de privésfeer heeft plaatsgevonden en geen enkel verband houdt met zijn functie. Klager is inmiddels in vrijheid gesteld en meent dat verweerder niet kan stellen dat indien klager zijn werkzaamheden hervat dit het ongestoord functioneren van de dienst niet langer verzekerd zou zijn. Derhalve is er geen grond (meer) voor het treffen van een ordemaatregel, aldus klager. Klager voert verder aan dat artikel 89, eerste lid van de Lma in het geval van een schorsing ex artikel 87, aanhef en onder c geen grondslag biedt voor enige inhouding van het inkomen van klager.
De feiten
4.1
Klager is als ambtenaar in de rang van commies werkzaam bij het Departamento di Impuesto.
4.2
Op 5 januari 2019 is klager in verzekering gesteld daar hij verdacht wordt van het plegen van poging tot doodslag, althans zware mishandeling, althans mishandeling met een wapen met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbende.
4.3
Bij ambtsbericht van het Openbaar Ministerie van 10 januari 2018 is aan het Departamento di Recurso Humano onder meer bericht dat klager op 5 januari 2019 in verzekering gesteld.
4.4
Op 15 januari 2019 is de inbewaringstelling van klager gevorderd.
4.5
De voorlopige hechtenis van klager is op 24 januari 2019 door de rechter-commissaris geschorst onder het opleggen van voorwaarden.
4.6
Met ingang van 7 januari 2019 is klager de toegang tot het Departamento di Impuesto ontzegd.
Beoordeling
5.1
In geschil is ten eerste de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten klager te schorsen. Het gerecht stelt voorop dat de schorsing het karakter heeft van een ordemaatregel die kan worden opgelegd als het ongestoord functioneren van de dienst of het dienstonderdeel door het handhaven van de ambtenaar niet langer verzekerd zou zijn.
5.2
De in de bestreden beschikking vervatte schorsing is gebaseerd op artikel 87, aanhef en onder c van de Lma.
5.3
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen (vgl. Centrale Raad van Beroep 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3512).
6. Klager wordt verdacht van het plegen van ernstige strafbare feiten, waarvoor klager in voorlopige hechtenis is genomen. Klager zou tijdens een ruzie met een (luchtdruk)geweer op aangever hebben geschoten. Naar aanleiding van het ambtsbericht van 10 januari 2019 heeft verweerder kunnen concluderen dat er sprake is van een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim. Verweerder heeft op grond van deze concrete verdenking in redelijkheid kunnen oordelen dat aan de integriteit van klager moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen. Dat het incident zich heeft afgespeeld in de privésfeer, maakt dat niet anders. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken geldt dat ook het overtreden van een voorschrift in de privésfeer als plichtsverzuim kan worden aangemerkt (zie uitspraak Raad van Beroep, 6 maart 2017, 1637/2018).
6.2
Het betoog van klager dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld een verantwoordingsbrief in de zin van artikel 84 Lma in te dienen, faalt. Artikel 84 Lma is van toepassing bij het opleggen van een disciplinaire straf terwijl het bestreden besluit een ordemaatregel betreft.
7. Bij de bestreden beschikking is tevens bepaald dat, met toepassing van artikel 89, eerste lid, van de Lma, het inkomen van klager met één derde deel wordt ingehouden voor een periode van zes weken, na verloop waarvan een verder inhouding, ook van het volle bedrag zal plaatsvinden.
8.1
In zijn contra-memorie en ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat alleen als gevolg van klagers inverzekeringstelling één derde deel is ingehouden op klager’s salaris. Over de periode dat klager niet gedetineerd is, is er geen inhouding toegepast.
8.2
Nu verweerder uitsluitend een inhouding op het salaris heeft toegepast gedurende de inverzekeringstelling van klager, welke inhouding van rechtswege volgt uit artikel 89, eerste lid juncto artikel 88, eerste lid, en onder a van de Lma, heeft klager geen belang bij zijn bezwaar tegen het bestreden besluit voorzover dat ziet op inhouding op zijn salaris.
9. Ten overvloede merkt het gerecht op dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek.
10. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar ongegrond is. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat gelet hierop geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van maandag, 9 december 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.
Bijlage 1:
Wettelijk kader Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma)
Artikel 82, eerste lid, van de Lma): De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Artikel 87, aanhef en onder c, van de Lma:
Onverminderd het bepaalde in artikel 82 kan de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt in andere gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst:
(..)
c. in andere gevallen, waarin de schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
Artikel 88 Lma: De ambtenaar is van rechtswege in zijn ambt geschorst indien hij:
( a) zich in voorlopige hechtenis bevindt.
Artikel 89, eerste lid, Lma: Tijdens de schorsing ingevolge artikel 87, onderdeel a of ingevolge artikel 88, eerste lid en onder a, wordt het inkomen voor een derde gedeelte ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdere inhouding, ook van het volle bedrag, plaats vinden.