2.OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid
1. Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2. Klager heeft onweersproken gesteld dat hij het bestreden landsbesluit op 16 mei 2018 heeft ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat hij zijn bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag van ontvangst. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.
3. Ingevolge artikel 49, vierde lid, onder sub a, van de Lma is het de ambtenaar verboden gedurende de werktijd alcoholhoudende dranken te gebruiken of bij zich te hebben.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i, van de Lma kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, onder f, kan buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken
4. Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Het plichtsverzuim bestaat volgens verweerder uit:
a. op 10 november 2016 samen met een collega in de wapenkamer van de voormalige politiewacht te Oranjestad proberen in te breken (medeplegen poging diefstal) en een aldaar gevonden ploertendoder verduisteren;
b. op 10 november 2016 samen andere collega’s tijdens de nachtdienst alcoholische drank nuttigen.
5. Klager ontkent dat hij op 10 november 2016 samen met een collega tijdens diensttijd in de wapenkamer van de voormalige politiewacht wilde inbreken en dat hij die nacht aldaar is geweest en een gevonden ploertendoder heeft verduisterd. Voorts ontkent klager dat hij die nacht tijdens diensttijd met andere collega’s alcoholische drank heeft genuttigd.
6. Ter beantwoording ligt als eerste voor de vraag of klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Op verweerder rust de last te bewijzen dat klager plichtsverzuim heeft gepleegd. Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt. De beoordeling van de bestuursrechter staat in beginsel los van wat in het strafproces is geoordeeld en overwogen (vergelijk ECLI:NL:CRVB:2017:1914). 7. Bij de beantwoording van de vraag of klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim overweegt het gerecht als volgt.
Het openbaar ministerie heeft de strafzaak tegen klager ten aanzien van de verweten “medeplegen poging diefstal” op 16 mei 2019 geseponeerd. Naar het oordeel van het gerecht vindt deze verweten gedraging ook onvoldoende steun in de daaraan ten grondslag gelegde onderzoeksresultaten.
Uit de overgelegde stukken kan ook onvoldoende worden afgeleid dat klager op 10 november 2016 een ploertendoder vanuit de voormalige politiewacht heeft verduisterd.
Er bestaat onvoldoende grondslag om tot de overtuiging te komen dat klager voornoemde in het bestreden landsbesluit beschreven gedragingen daadwerkelijk heeft begaan. Gelet hierop houdt de aan het ontslagbesluit gegeven motivering in zoverre geen stand.
8. Naar het oordeel van het gerecht kan uit de overlegde stukken (waaronder de verklaringen van [X] en de WhatsApps) echter wel voldoende worden afgeleid dat klager op 10 november 2016 samen met andere collega’s tijdens diensttijd alcohol heeft genuttigd. Verweerder heeft dit handelen terecht als plichtsverzuim aangemerkt.
Het gerecht is echter van oordeel dat er onevenredigheid bestaat tussen dit verzuim en de onvoorwaardelijke straf van ontslag. Klager is namelijk nooit eerder ter zake alcoholgebruik of een ander plichtsverzuim gewaarschuwd.
9. Uit het vorenstaande volgt dat het besluit tot ontslag geen stand kan houden. Het bezwaar is derhalve gegrond.
10. Het gerecht acht termen aanwezig om klager op zijn verzoek een schadevergoeding toe te kennen als tegemoetkoming in de door hem in de onderhavige procedure gemaakte kosten.
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond,
verklaart het bestreden landsbesluit van 6 februari 2018 no. 22 nietig,
bepaalt dat het Land Aruba aan klager bij wijze van schadevergoeding in de proceskosten een bedrag van Afl. 1.500,- dient te betalen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
- Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
- In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.