In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 4 november 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf van ontslag die hem was opgelegd. Klager, werkzaam als politieambtenaar bij het Korps Politie Aruba, was beschuldigd van plichtsverzuim na het in beslag nemen van een mobiele telefoon afkomstig van een inbraak en het belemmeren van een onderzoek door Bureau Integriteit en Veiligheid. Klager had op 14 september 2018 pro forma bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit van 13 augustus 2018, waarin hem met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van ontslag werd opgelegd. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, ondanks dat het niet binnen de termijn was ingediend, omdat klager tijdig kennis had genomen van het besluit.
Het gerecht heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Het heeft vastgesteld dat klager zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim door de in beslag genomen mobiele telefoon niet op de juiste wijze te bewaren en door een collega te benaderen in het kader van een lopend onderzoek. Echter, het gerecht oordeelde dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig was aan het plichtsverzuim. Het gerecht heeft daarbij in overweging genomen dat het Openbaar Ministerie klager niet had vervolgd en dat er onvoldoende bewijs was dat klager opzettelijk had gehandeld. Het gerecht heeft daarom de disciplinaire straf van ontslag in voorwaardelijke vorm opgelegd, onder de voorwaarde dat klager zich gedurende twee jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.