ECLI:NL:OGAACMB:2018:9
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een verzoek tot bevordering van een ambtenaar in het kader van het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 29 januari 2018 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6) door de Minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport. De afwijzing vond plaats op 3 februari 2016, waarbij de minister stelde dat de functie van klager maximaal gewaardeerd was op schaal 5, terwijl klager betoogde dat deze functie op schaal 6 gewaardeerd diende te worden volgens een formatierapport van IBISA. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing op 18 februari 2016, waarna de zaak op 15 juni 2017 ter zitting werd behandeld.
Het gerecht oordeelde dat bevordering geen recht is voor de ambtenaar, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag, in dit geval de Gouverneur. Het gerecht stelde vast dat de afwijzing onbevoegd was genomen, omdat de Gouverneur de enige was die bevoegd was om een beslissing te nemen over bevordering. De gemachtigde van de minister gaf ter zitting aan dat de minister de rechtsgevolgen van de afwijzing voor zijn rekening nam, waardoor het bevoegdheidsgebrek was hersteld.
Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking gebrekkig gemotiveerd was, omdat verweerder niet had onderbouwd waarom klager niet bevorderd kon worden naar schaal 6, terwijl hij in dezelfde functie was gebleven en de functie bij IBISA op dat niveau was gewaardeerd. Het bezwaar van klager werd gegrond verklaard, en het gerecht oordeelde dat de Gouverneur alsnog een beslissing op klagers verzoek tot bevordering moest nemen. De minister werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager, die op Afl. 1.000,- werden begroot.