ECLI:NL:OGAACMB:2018:83

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
AUA201700196
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen disciplinaire schorsing en ontslag van ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, een ambtenaar, tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Klaagster was op 8 februari 2017 in haar ambt geschorst, en op 27 oktober 2017 werd haar de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zou worden gelegd als zij zich gedurende twee jaar niet schuldig maakte aan soortgelijk plichtsverzuim. Klaagster heeft op 15 maart 2017 bezwaar gemaakt tegen de schorsing, maar het gerecht heeft vastgesteld dat de schorsing eindigde met het nemen van het landsbesluit van 27 oktober 2017. Het bezwaar van klaagster is ongegrond verklaard, omdat haar belang bij het bezwaar is komen te vervallen. De rechter heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling aanwezig. De uitspraak is gedaan op 5 november 2018, en beide partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 5 november 2018
Gaza nr. AUA201700196

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).
1.PROCESVERLOOP
Bij landsbesluit van 7 februari 2017 no. 4 (bestreden landsbesluit) heeft verweerder klaagster in haar ambt geschorst met ingang van 8 februari 2017 tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Daartegen heeft klaagster op 15 maart 2017 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 1 augustus 2018 een contramemorie ingediend bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 20 augustus 2018, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. De rechter heeft het onderzoek geschorst.
Het onderzoek is hervat ter zitting van 24 september 2018, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Bij landsbesluit van 27 oktober 2017 no. 19 is aan klaagster de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, met dien verstande dat de straf van disciplinair ontslag niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien betrokkene zich gedurende twee jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander plichtsverzuim (voorwaardelijk strafontslag).
1.2
Bij uitspraak van heden heeft het gerecht het bezwaar van klaagster tegen het landsbesluit van 27 oktober 2017 ongegrond verklaard (procedure AUA201703376).
2.1
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 16 februari 2018, ECLI:NL:ORBAACM:2018:3, overweegt het gerecht dat procesbelang kan worden aangenomen indien klaagster met het bezwaar het resultaat dat zij nastreeft daadwerkelijk kan bereiken en dit resultaat voor haar objectief bezien betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of subjectief belang is onvoldoende om procesbelang aan te nemen.
2.2
Het gerecht stelt vast dat de schorsing eindigde met het nemen van het landsbesluit van 27 oktober 2017 en dat het bezwaar tegen laatstgenoemd landsbesluit ongegrond is verklaard. Het belang van klaagster bij het onderhavige bezwaar is daarmee komen te vervallen.
2.3
Om die reden verklaart het gerecht het bezwaar niet-ontvankelijk.
2.4
Voor een proceskostenveroordeling zijn geen gronden aanwezig.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 5 november 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.