ECLI:NL:OGAACMB:2018:8

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
AUA201601147
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen disciplinaire straf van terugzetting in rang van een douaneambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een douaneambtenaar tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd. De klager, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. van der Biezen, had bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba, dat hem met ingang van 6 augustus 2016 een disciplinaire straf van terugzetting in rang met vermindering van bezoldiging voor de duur van een jaar had opgelegd. De klager betwistte de beschuldigingen van ernstig plichtsverzuim en stelde dat hij in overeenstemming met de regels had gehandeld. Het gerecht oordeelde dat de bestreden beschikking niet kon worden gedragen door de motivering die eraan ten grondslag lag, maar dat de verweten gedragingen wel als ernstig plichtsverzuim moesten worden gekwalificeerd. Het gerecht concludeerde dat de opgelegde sanctie te zwaar was voor de vastgestelde verweten gedraging en vernietigde de bestreden beschikking. De klager werd in het gelijk gesteld, en de Gouverneur werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de klager, begroot op Afl. 1.500,-.

Uitspraak

Uitspraak van 29 januari 2018
AUA201601147
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. P.A.J. van der Biezen
gericht tegen:

1.de Gouverneur van Aruba,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 5 augustus 2016 no. 82 heeft verweerder klager met ingang van de dag na de dagtekening van dit landsbesluit, de disciplinaire straf van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor de duur van een jaar opgelegd.
Tegen deze beschikking heeft klager op 9 september 2016 bezwaar gemaakt.
De zaak is behandeld op de zittingen van 15 juni 2017 en 4 december 2017. Op 27 november 2017 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden van de douaneambtenaren [A] en [B]. Hiervan is een proces-verbaal opgesteld. Op 4 december 2017 is de zaak samen behandeld met de zaak van [X].
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht stelt vast dat het bezwaarschrift niet binnen artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) bepaalde termijn van dertig dagen nadat de bestreden beschikking is genomen, is ingediend. Klager heeft in dit verband onbestreden verklaard de beschikking pas op 12 augustus 2016 te hebben ontvangen. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat klager zijn bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen, zoals bedoeld in artikel 41, derde lid van de La. Klager kan derhalve in bezwaar worden ontvangen.
2.2
Verweerder heeft aan de disciplinaire straf ten grondslag gelegd, dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim en dat klager in hoge mate tekort is geschoten in zijn verantwoordelijkheid en verplichtingen in zijn functie, dat de gedragingen ernstig zijn en worden aangemerkt als een hoge mate van onachtzaamheid en onverantwoordelijkheid, dat klager niet heeft gehandeld als een goed ambtenaar betaamt en er ernstige twijfels zijn gerezen ten aanzien van de integriteit van klager. De aan klager verweten gedragingen komen erop neer dat hij niet fysiek aanwezig was bij het openen van containers terwijl hij 100% toezicht en controle moest uitoefenen, dat hij geen deugdelijke en volledige controle heeft uitgevoerd en dat hij de bijbehorende documenten niet heeft geraadpleegd.
2.3
Klager kan zich niet verenigen met de disciplinaire straf, ontkent de beschuldigingen en betwist dat zijn handelen ernstig plichtsverzuim oplevert. Klager heeft zich met betrekking tot de verweten gedraging zich – samengevat – op het standpunt gesteld dat hij in overeenstemming met de regels heeft gehandeld. Klager betoogt dat hij weliswaar niet aanwezig was op het moment dat de container van Easy Cargo op 6 juli 2016 werd opengemaakt maar dat hij hiermee overeenkomstig de gebruikelijke handelswijze heeft gehandeld.
2.4
Bij de beoordeling van de vraag of klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
2.4.1
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
2.4.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolgde het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
2.4.3
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder g van de Lma kan de disciplinaire straf van terugzetting in rang, al of niet voor een bepaalde tijd en met of zonder vermindering van de bezoldiging worden toegepast.
De feiten
2.5
Met betrekking tot de aan het disciplinair ontslag ten grondslag liggende feiten stelt het gerecht het volgende vast.
2.5.1
Klager is vanaf het jaar 2002 werkzaam als douaneambtenaar bij Departamento di Aduana (Douane). Ten tijde van het voordoen van de verweten gedragingen was klager (rang hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen) ruim drie jaar werkzaam bij het team vrijmaking van de Douane.
2.5.2
Gedurende een strafrechtelijk onderzoek naar frauduleus invoer van goederen door het bedrijf Easy Cargo werden in 2015 door het Openbaar Ministerie verschillende telefoongesprekken afgeluisterd en uitgewerkt. Het onderzoek heeft uitgewezen dat het bedrijf Easy Cargo een groot aantal containers uit het haventerrein heeft weggevoerd zonder de betaling van dat de rechten op de goederen. Er werden telefoongesprekken afgeluisterd (op 2 juli en op 6 juli 2015) waaraan klager deelnam die duiden op plichtsverzuim. Uit het tapgesprek van 6 juli 2016 blijkt dat klager aan de directeur van Easy Cargo telefonisch toestemming heeft gegeven om een container te openen. De directeur van de Douane is van de onderzoeksbevindingen van het Openbaar Ministerie op de hoogte gesteld.
2.5.3
Naar aanleiding hiervan is klager met ingang van 5 november 2015 de toegang tot het werk ontzegd. Deze toegangsontzegging is met ingang van 17 december 2015 met zes weken verlengd.
2.5.4
Op 30 november 2015 is klager omtrent de onderzoeksbevindingen gehoord door de directeur van de Centrale Accountantsdienst. Van het interview is een verslag gemaakt. Klager heeft daarop gereageerd.
2.5.5
Nadien is klager bij landsbesluit van 27 januari 2016 no. 2 in het belang van de dienst geschorst tot de dag waarop het bevoegd gezag een beslissing heeft genomen.
2.5.6
Bij brief van 27 januari 2016 is klager ter verantwoording geroepen en is hij in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden ter zake van de hem verweten gedragingen. Klager heeft zich bij brief van 2 februari 2016 verantwoord.
2.5.7
Bij landsbesluit van 5 augustus 2016 no. 82 is aan klager de disciplinaire straf van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor de duur van een jaar opgelegd.
Het oordeel van het gerecht
2.6
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is met betrekking tot de douanecontrole van containers het volgende komen vast te staan. De containers die door het computersysteem Asycuda van de douane een selectiekleur ‘rood’ toegekend krijgen, zijn naast de factuurcontrole ook onderhevig aan een fysieke controle door de douaneambtenaar. In beginsel worden enkel de containers die een rode selectiekleur hebben - door het team vrijmaking van de Douane - fysiek gecontroleerd. Voor de door Easy Cargo aangegeven containers geldt vanaf 28 augustus 2014 een rode code (zie productie 27 van de contramemorie). Hierover hebben de douaneambtenaren voorlichting gehad. De selectiekleur rood blijkt uit het computersysteem Asycuda waartoe de douaneambtenaren toegang hebben, het wegvoeringsdocument (melding ‘fysiek’) en het aanvraagformulier wegvoering van de containers . De controlediepgang van deze containers wordt bepaald door de klantencoördinator. Hij kan bepalen dat een container globaal of specifiek wordt gecontroleerd. Bij de containers met een selectiekleur rood moet de douaneambtenaar bij het ontzegelen en het openmaken van de container altijd aanwezig zijn.
2.6.1
Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt. Naar het oordeel van het gerecht is alles in aanmerking nemende alleen komen vast te staan dat klager bij het openen van de container van Easy Cargo op 6 juli 2016 niet aanwezig was. De overige verweten gedragingen zijn niet komen vast te staan. Volgens klager heeft hij niet onjuist gehandeld door toestemming te geven om de container te openen en te lossen terwijl hij zelf daarbij niet aanwezig was. Dit is, aldus klager, de gebruikelijke werkwijze ook bij containers waarvan het vrijmakingsformulier (zoals in dit geval) is vermeld dat ze geheel onder douanetoezicht moeten worden gelost. Het gerecht acht deze stelling, zonder nadere onderbouwing, in het licht van hetgeen hiervoor onder 2.6 is vermeld, niet aannemelijk. Het gerecht neemt ook in overweging de verklaringen van de twee getuigen (de chef bij de sectie Douanerecherche en Informatie en de assistent chef van het team vrijmaking) dat alleen de leidinggevende – in specifieke gevallen – telefonisch toestemming kan geven om de containers zonder de aanwezigheid van de douaneambtenaar open te maken. Het gerecht merkt hierbij op dat anders dan klager kennelijk meent niet is gebleken dat de getuigen door het gesprek dat zij voorafgaand aan het getuigenverhoor met de directeur van de douane hebben gehad zijn beïnvloed in die zin dat zij niet de vrijheid hadden om onbelemmerd ten overstaan van de rechter hun verklaringen af te leggen. Het gerecht overweegt voorts dat de door klager verdedigde handelswijze - het laten ontzegelen en openmaken zonder daarbij aanwezig te zijn – de controle-effectiviteit van de fysieke controle ernstig zou ondergraven. Ook daarom acht het gerecht de stelling van klager niet aannemelijk.
2.6.2
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende motivering. Het gerecht oordeelt dat de vastgestelde verweten gedraging evenwel als ernstig plichtsverzuim moet worden gekwalificeerd. Het raakt de kern van het werk van de Douane en daarbij weegt dat aan een belastingambtenaar hoge eisen mogen worden gesteld ten aanzien van integriteit en betrouwbaarheid. De opgelegde sanctie van artikel 83 lid 1 sub 9 Lma is echter te zwaar voor de vastgestelde verweten gedraging en kan daarom niet in stand blijven.
2.7
Het bezwaar van klager is derhalve gegrond. De bestreden beschikking zal worden vernietigd.
2.8
Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het landsbesluit van 5 augustus 2016, no.82;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.500,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 29 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).