In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als Afdelingshoofd Algemene Zaken, bezwaar gemaakt tegen een toegangsontzegging die haar was opgelegd door het Hoofd van Dienst Technische Inspecties (DTI). De toegangsontzegging, die op 15 maart 2018 inging en zes weken duurde, was het gevolg van het niet nakomen van afspraken over de omgang met personeel. Klaagster stelde dat deze maatregel haar rechten schaadde en een negatief effect had op haar carrière. Het gerecht oordeelde dat klaagster een objectief belang had bij de beoordeling van het bezwaar, omdat de bestreden beschikking haar kansen bij een interne sollicitatie zou kunnen beïnvloeden. Het bezwaar werd ontvankelijk verklaard.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er een onwerkbare situatie was ontstaan, wat de beslissing van het hoofd van de dienst om de toegangsontzegging op te leggen, gerechtvaardigd maakte. Het gerecht concludeerde dat de belangen van de dienst en de medewerkers voldoende waren afgewogen en dat de toegangsontzegging niet onredelijk was. Klaagster had betoogd dat de toegangsontzegging onterecht was en dat zij professioneel had gehandeld, maar het gerecht oordeelde dat de beslissing van het hoofd van de dienst in redelijkheid kon worden genomen. Uiteindelijk werd het bezwaar ongegrond verklaard, zonder veroordeling in proceskosten.