ECLI:NL:OGAACMB:2017:98

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
AUA201700101
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing verzoek om bevordering in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een klager tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar schaal 4 door de minister van Justitie. De klager had op 6 december 2016 een afwijzing ontvangen, waartegen hij op 24 februari 2017 bezwaar maakte. Het gerecht heeft de zaak op 26 juni 2017 behandeld, waarbij zowel klager als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

Het gerecht overwoog dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend, omdat de klager de afwijzing pas op 3 februari 2017 had ontvangen. Dit betekende dat het bezwaar binnen de wettelijke termijn was ingediend, en de klager werd ontvankelijk verklaard. Het gerecht stelde vast dat de afwijzende beslissing onbevoegd was genomen, aangezien de Gouverneur als bevoegde autoriteit voor dergelijke beslissingen moet optreden.

De gemachtigde van verweerder gaf ter zitting aan niet door de Gouverneur gemachtigd te zijn, wat het bevoegdheidsgebrek bevestigde. Het gerecht oordeelde dat de bestreden beschikking vernietigd moest worden en dat de Gouverneur alsnog een beslissing op het verzoek van de klager moest nemen. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 18 september 2017, waarbij verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de klager.

Uitspraak

Uitspraak van 18 september 2017
AUA201700101
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:
de minister van JUSTITIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 6 december 2016 heeft verweerder aan klager te kennen gegeven dat zijn verzoek om bevordering naar schaal 4 niet voor inwilliging vatbaar is.
Op 24 februari 2017 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft geen contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2017, waar klager, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, die indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na de in artikel 41, eerste lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend. Hij heeft echter onbetwist gesteld de bestreden beschikking eerst op 3 februari 2017 te hebben ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
2.3
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegde gezag de Gouverneur verstaan.
2.4
In zijn uitspraken van 26 juli 2016, RvBAz 2014/71419, en van 16 februari 2017, RvBAz 2015/74637, heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken voorop gesteld dat de inhoudelijke beslissing op een verzoek om bevordering van een ambtenaar alleen door de Gouverneur bevoegd genomen kan worden. Dat houdt in dat ook de afwijzing van een dergelijk verzoek aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden.
Dit betekent dat de in de brief van verweerder van 6 december 2016 vervatte afwijzende beslissing onbevoegd is genomen en reeds op grond hiervan vernietigd dient te worden.
2.5
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd te kennen gegeven niet door de Gouverneur te zijn gemachtigd hem in deze zaak te vertegenwoordigen en derhalve niet gemachtigd te zijn de rechtsgevolgen van de afwijzing voor rekening van de Gouverneur te doen komen. Onder deze omstandigheden is het bevoegdheidsgebrek niet geheeld, zodat geen aanleiding bestaat te bezien of de rechtsgevolgen van de vernietigde afwijzing in stand kunnen blijven. Aan hetgeen partijen verder verdeelt houd komt het gerecht dan ook niet toe.
2.6
De bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
2.7
Het vorenstaande betekent dat door het bevoegd gezag (de Gouverneur) alsnog een beslissing op klagers verzoek tot bevordering zal moeten worden genomen. Het gerecht kan de Gouverneur daartoe evenwel geen last geven, nu deze niet als verweerder in dit geding is betrokken. Klager mag er evenwel van uitgaan dat, indien de Gouverneur niet binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak op zijn verzoek heeft beschikt, een zogenaamde fictieve weigering tot stand is gekomen als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de La. Hij kan daartegen alsdan binnen dertig dagen bezwaar maken bij het gerecht.
2.8
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de afwijzende beschikking van verweerder van 6 december 2016.
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 18 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).