ECLI:NL:OGAACMB:2017:97

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
AUA201600601
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gerecht in Ambtenarenzaken inzake bezwaar van ambtenaar tegen ministeriële beslissing

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 18 september 2017 uitspraak gedaan over een bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport. Klager, vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld, had bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoeken met betrekking tot zijn inschaling en eventuele restituties. De minister, vertegenwoordigd door mr. C.P. Wever, had op 20 januari 2017 een contramemorie ingediend. De zitting vond plaats op 26 juni 2017, waar beide partijen aanwezig waren.

Het Gerecht overwoog dat klager ambtenaar in vaste dienst was bij het Bureau Ondersteuning Verslavingszorg en dat hij per 1 januari 2013 benoemd was tot Algemeen Directeur van de stichting Fundacion pa Maneho di Adiccion Aruba. Klager had de keuze gekregen om ontslag te nemen of ter beschikking te worden gesteld aan de stichting, waarbij hij voor de laatste optie had gekozen. Klager verzocht om het verschil in bezoldiging tussen zijn functie als ambtenaar en die van directeur van de stichting vergoed te krijgen.

Het Gerecht oordeelde dat het verzoek van klager niet betrekking had op zijn bezoldiging als ambtenaar, maar op een aanvulling op zijn bezoldiging via subsidie aan de stichting. Hierdoor was het Gerecht onbevoegd om van het bezwaar kennis te nemen, aangezien het verzoek niet vatbaar was voor bezwaar onder de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. De rechter verklaarde zich dan ook onbevoegd en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 18 september 2017
AUA201600601
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:
de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.P. Wever (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 21 oktober 2015 heeft klager de Departamento Recurso Humano (DRH) herinnerd aan zijn verzoeken ‘ten aanzien van zijn inschaling en eventuele restituties in deze’.
Tegen het uitblijven van een beslissing daarop heeft klager op 26 oktober 2016 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 20 januari 2017 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 26 juni 2017, waar klager, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
2.2
Klager is ambtenaar in vaste dienst bij het Bureau Ondersteuning Verslavingszorg (BOV) en ingeschaald in schaal 13. Met ingang van 1 januari 2013 is klager benoemd tot Algemeen Directeur van de stichting Fundacion pa Maneho di Adiccion Aruba (FMAA), een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling welke geen deel uitmaakt van het ambtenarenapparaat. In dit verband is aan klager, op advies van DRH, de keuze voorgelegd om ontslag als ambtenaar te nemen en in dienst te treden bij FMAA of om ter beschikking te worden gesteld aan FMAA, waarbij het verschil tussen zijn bezoldiging en die van directeur FMAA middels subsidiegelden zal worden gedekt. Bij brief van 8 oktober 2013 heeft klager te kennen gegeven te kiezen voor laatsvermelde optie. Op 7 november 2013 heeft verweerder ingestemd met de terbeschikkingstelling van klager in verband met zijn benoeming tot directeur FMAA, zoals geadviseerd door DRH, en daarbij bepaald dat de subsidie aanvullend op de schaal zal dienen te worden aangepast en klager voor het overige gedurende deze periode als gedetacheerd ambtenaar het salaris in de maximale schaal van zijn huidige functie zal ontvangen.
2.3
Ter zitting heeft klager zijn verzoek nader toegelicht dat hij daarmee heeft beoogd te verzoeken dat hij het verschil tussen hetgeen hij als ambtenaar uitbetaald krijgt, schaal 13, en hetgeen waarmee hij als directeur FMAA dient te worden bezoldigd, schaal 14, vergoed krijgt. Verweerder heeft aldaar bevestigd het verzoek aldus te hebben begrepen. Verweerder heeft evenwel te kennen gegeven dat niet hij maar FMAA aangewezen is om het verschil, zoals door klager verzocht, te vergoeden. Aan FMAA wordt subsidie verleend, welke voorts deels dient te worden aangewend om aan de door haar jegens klager aangegane verplichtingen te voldoen, aldus verweerder.
2.4
Nu het verzoek niet ziet op de bezoldiging van klager als ambtenaar, maar op verkrijging van een aanvulling op zijn bezoldiging middels aan FMAA verleende subsidie, strekt het verzoek niet tot het geven van een beschikking ten aanzien van klager als ambtenaar. Een beslissing op zodanig verzoek is dan ook niet vatbaar voor bezwaar ingevolge de La, nog daargelaten de vraag verweerder het ter zake bevoegde gezag is. Dat brengt met zich dat evenmin bezwaar kan worden gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek van klager. Onder deze omstandigheden is het gerecht onbevoegd om van het bezwaar kennis te nemen.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart zich onbevoegd van het bezwaar kennis te nemen.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 18 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).