ECLI:NL:OGAACMB:2017:87

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 975 van 2016 / AUA201600169
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over bezwaar tegen afwijzing verzoek tot overplaatsing binnen de openbare dienst

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een klager, werkzaam als financieel administratief medewerker bij de Openbare Avondleergangen Aruba. Klager had op 4 april 2016 een verzoek ingediend om overgeplaatst te worden naar de Dienst Publieke Scholen (DPS), maar dit verzoek werd door de Minister van Onderwijs en Gezin afgewezen. Klager maakte bezwaar tegen deze afwijzing, wat leidde tot een zitting op 26 september 2016 en een vervolg op 6 februari 2017. Het gerecht heeft de zaak vervolgens beoordeeld en op 11 september 2017 uitspraak gedaan.

Het gerecht oordeelde dat klager op grond van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) als ambtenaar moet worden beschouwd en dat de afwijzing van zijn verzoek om overplaatsing onterecht was. De Minister had ten onrechte gesteld dat de Openbare Avondleergangen Aruba geen overheidsdienst is, waardoor er geen sprake kon zijn van overplaatsing. Het gerecht stelde vast dat klager recht had op overplaatsing en dat de Gouverneur als bevoegd gezag een beslissing op het verzoek moest nemen. De uitspraak concludeerde dat de bestreden beschikking van de Minister vernietigd moest worden en dat klager recht had op een beslissing van de Gouverneur binnen drie maanden, anders zou er sprake zijn van een fictieve weigering.

De uitspraak benadrukt de rechten van ambtenaren binnen de openbare dienst en de verantwoordelijkheden van het bevoegd gezag bij verzoeken om overplaatsing. Het gerecht heeft de proceskosten niet vergoed, aangezien daar geen aanleiding voor was. De beslissing is genomen door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak van 11 september 2017
GAZA nr. 975 van 2016 / AUA201600169
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN GEZIN,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 4 april 2016 heeft verweerder het verzoek van klager om overgeplaatst te worden naar de Dienst Publieke Scholen (DPS) afgewezen.
Klager heeft op 29 april 2016 tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2016, waar klager, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
De behandeling is voortgezet op 6 februari 2017, waar alleen verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde is verschenen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba werkzaam te zijn.
Ingevolge het tweede lid behoren tot de openbare dienst alle diensten en bedrijven door Aruba en de openbare lichamen beheerd met inbegrip van het van overheidswege gegeven openbare onderwijs.
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de Lma, voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegde gezag de Gouverneur verstaan.
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar, wanneer het belang van de dienst zulks vordert, verplicht, al of niet in zijn dienstvak en al of niet op dezelfde standplaats, een andere betrekking of een andere werkkring te aanvaarden, welke hem in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten redelijkerwijs kan worden opgedragen. Deze opdracht gaat uit van het bevoegde gezag.
2.2
Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening Voortgezet Onderwijs (Lvo) verstaat deze landsverordening voor wat betreft een openbare school onder bevoegd gezag: de minister belast met onderwijs.
Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Lvo, voor zover thans van belang, benoemt, schorst en ontslaat het bevoegd gezag de rector of de directeur, de leraren en het overige personeel.
2.3
Klager is werkzaam als financieel administratief medewerker in de rang van klerk 1e klasse bij de Openbare Avondleergangen Aruba. De Openbare Avondleergangen Aruba zijn een openbare school voor voortgezet onderwijs. Met zijn verzoek wenst klager te worden overgeplaatst naar een functie binnen een niet tot het openbare onderwijs behorende overheidsdienst, te weten de Dienst Publieke Scholen (DPS) .
2.4
Aan zijn afwijzende beschikking op dat verzoek heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de Openbare Avondleergangen Aruba geen overheidsdienst is, waardoor geen sprake kan zijn van overplaatsing. Indiensttreding bij de DPS moet daarom gezien worden als een nieuwe indiensttreding. Aangezien er een personeelsstop vigeert kan het verzoek niet worden toegewezen, aldus verweerder in de bestreden beschikking.
2.5
Het gerecht stelt voorop dat klager op grond van Ingevolge artikel 1, eerste en tweede lid, van de Lma in zijn huidige betrekking ambtenaar is in de zin van deze landsverordening. Daarmee is ook artikel 53 van deze landsverordening op hem van toepassing en kan hij door het bevoegde gezag – al dan niet op zijn verzoek – worden overgeplaatst naar een andere overheidsdienst. De omstandigheid dat ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Lvo, in afwijking van de Lma, de minister belast met onderwijs ten aanzien personeel, werkzaam bij een openbare school, het bevoegd gezag is, doet daar niet aan af. Verweerders opvatting dat bij overgang van een functie binnen het openbaar onderwijs naar een functie bij een andere overheidsdienst geen sprake is van een overplaatsing in de zin van de Lma – en dientengevolge aan klager een personeelsstop kan worden tegengeworpen – is derhalve onjuist. Klager heeft dit terecht aangevoerd, zodat het bezwaar gegrond is en de bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
2.4
Ambtshalve overweegt het gerecht voorts het volgende. Uit de omstandigheid dat klager wenst te worden overgeplaatst naar een functie bij DPS vloeit voort dat als ter zake bevoegd gezag heeft te gelden de Gouverneur. Door die overplaatsing zal klager immers niet meer werkzaam zijn bij een openbare school, zodat verweerder niet langer als het bevoegd gezag kan worden aangemerkt. Dat houdt in dat ook de afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden. De bestreden beschikking is derhalve onbevoegdelijk genomen, zodat zij ook om die reden in aanmerking komt om vernietigd te worden.
2.5
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat door het bevoegd gezag (de Gouverneur) alsnog een beslissing op klagers verzoek tot overplaatsing zal moeten worden genomen. Het gerecht kan de Gouverneur daartoe evenwel geen last geven, nu deze niet als verweerder in dit geding is betrokken. Klager mag er evenwel van uitgaan dat, indien de Gouverneur niet binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak op klagers verzoek heeft beschikt, een zogenaamde fictieve weigering tot stand is gekomen als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de La. Hij kan daartegen alsdan binnen dertig dagen bezwaar maken bij het gerecht
2.6
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de beschikking van verweerder van 4 april 2016.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).