ECLI:NL:OGAACMB:2017:78

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
AUA201700050
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om bevordering van een ambtenaar door de Gouverneur van Aruba

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar in Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar een hogere schaal. Klaagster had eerder verzocht om bevordering naar schaal 6 per 1 oktober 2007 en naar schaal 7 per 1 oktober 2009. De minister van Economische Zaken, Communicatie, Utiliteiten en Energie heeft echter in een brief van 22 december 2016 meegedeeld dat haar functie maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 4, waardoor haar verzoek niet kon worden ingewilligd. Klaagster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Gouverneur, als bevoegd gezag, heeft de afwijzing in stand gehouden.

Tijdens de zitting op 12 juni 2017 heeft klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De gemachtigde van de minister heeft verklaard dat de minister ook door de Gouverneur gemachtigd is om in deze zaak op te treden. Het gerecht heeft vastgesteld dat de afwijzing van het verzoek om bevordering onbevoegd was genomen, omdat alleen de Gouverneur deze beslissing kan nemen. Desondanks heeft het gerecht overwogen of de rechtsgevolgen van de afwijzing in stand kunnen blijven.

Het gerecht heeft geconcludeerd dat klaagster onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat haar functie ondergewaardeerd is. De rechter heeft uiteindelijk het bezwaar gegrond verklaard, de afwijzing vernietigd, maar de rechtsgevolgen van de afwijzing geheel in stand gelaten. Dit betekent dat klaagster niet in aanmerking komt voor bevordering, omdat zij de maximale waardering van haar functie al heeft bereikt. De uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.

Uitspraak

Uitspraak van 28 augustus 2017
AUA201700050
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 16 januari 2015 heeft klaagster de minister van Economische Zaken, Communicatie, Utiliteiten en Energie (hierna: de minister) herinnerd aan haar verzoek van 17 mei 2010 om haar met ingang van 1 oktober 2007 te bevorderen naar schaal 6 en met ingang van 1 oktober 2009 naar schaal 7.
Bij brief van 22 december 2016 heeft de minister klaagster te kennen gegeven, dat de door haar uitgeoefende functie maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 4 en dat op grond hiervan haar verzoek om bevordering niet voor inwilliging vatbaar is.
Op 2 februari 2017 heeft klaagster daartegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft geen contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2017, waar klaagster, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegde gezag de Gouverneur verstaan.
2.2
In zijn uitspraken van 26 juli 2016, RvBAz 2014/71419, en van 16 februari 2017, RvBAz 2015/74637, heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken voorop gesteld dat de inhoudelijke beslissing op een verzoek om bevordering van een ambtenaar alleen door de Gouverneur bevoegd genomen kan worden. Dat houdt in dat ook de afwijzing van een dergelijk verzoek aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden.
Dit betekent dat de in de brief van 22 december 2016 vervatte afwijzing onbevoegd is genomen en reeds op grond hiervan vernietigd dient te worden.
2.3
Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister desgevraagd te kennen gegeven eveneens door verweerder te zijn gemachtigd hem in deze zaak te vertegenwoordigen en dat deze de rechtsgevolgen van de afwijzing voor zijn rekening neemt. Nu daarmee het bevoegdheidsgebrek geheeld is, zal het gerecht bezien of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van de vernietigde afwijzing in stand te laten.
2.4
Aan de afwijzing heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd.
Bij landsbesluit van 24 juli 2007, no. 25 is klaagster met ingang van 1 september 2004 bevorderd naar de rang van hoofdklerk bij het gerecht. De functie van administratief bibliotheekmedewerker aldaar was gewaardeerd op het niveau van schaal 5.
Bij landsbesluit van 11 juli 2008, no. 1 is klaagster met ingang van 26 november 2007 overgeplaatst naar de Directie Telecommunicatiezaken. De functie van receptioniste/telefoniste aldaar is gewaardeerd op het niveau van schaal 4.
Bij landsbesluit van 17 november 2011, no. 19 is klaagster met ingang van 1 november 2011 overgeplaatst naar de Directie Economische Zaken, Handel en Industrie. De functie van archiefmedewerker aldaar is gewaardeerd op het niveau van schaal 4. In voormeld landsbesluit is volgens verweerder evenwel ten onrechte vermeld dat deze functie gewaardeerd is op het niveau van schaal 6, hetgeen gecorrigeerd zal worden.
Nu klaagster de maximale waardering van de door haar uitgeoefende functie heeft bereikt, komt haar verzoek niet voor inwilliging in aanmerking, aldus verweerder. Overigens heeft verweerder bij de afwijzing te kennen gegeven dat klaagster wordt bezoldigd op het niveau van schaal 5, omdat zij bij voormelde overplaatsingen is geplaatst in een functie met een lagere waardering.
2.5
Klaagster betoogt dat de functie van administratief bibliotheekmedewerker bij het gerecht gewaardeerd is op het niveau van schaal 7, zo is haar door het voormalig diensthoofd van het gerecht destijds te kennen gegeven. Ter zitting heeft klaagster voorts betoogd dat indien de functie van archiefmedewerker is gewaardeerd op het niveau van schaal 4, deze functie is ondergewaardeerd, hetgeen schandalig is.
2.6
Met de enkele stelling dat indien de functie van archiefmedewerker bij de Directie Economische Zaken, Handel en Industrie is gewaardeerd op het niveau van schaal 4, deze functie ondergewaardeerd is, hetgeen schandalig is, heeft klaagster onvoldoende onderbouwd betoogd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat deze functie is gewaardeerd op het niveau van schaal 4. Gelet hierop, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat klaagster de maximale waardering van deze functie reeds heeft bereikt. Voor zover klaagster betoogt dat de functie van administratief bibliotheekmedewerker bij het gerecht gewaardeerd zou zijn op het niveau van schaal 7, geeft dat geen grond voor een ander oordeel. Klaagster is reeds met ingang van 26 november 2007 vanuit die functie overgeplaatst naar de functie van receptioniste/telefoniste bij de Directie Telecommunicatiezaken en vervolgens met ingang van 1 november 2011 naar de functie van archiefmedewerker bij de Directie Economische Zaken, Handel en Industrie, welke beide functies, zoals hiervoor onder 2.4 is overwogen, gewaardeerd zijn op het niveau van schaal 4. Voor zover klaagsters bezwaren zich richten tegen de waardering van deze functies, had zij desgewenst tegen de desbetreffende overplaatsingslandsbesluiten rechtsmiddelen kunnen aanwenden. Het betoog faalt.
2.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtsgevolgen van de afwijzing geheel in stand kunnen blijven.
2.8
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de afwijzing;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de afwijzing geheel in stand blijven.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 28 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).