ECLI:NL:OGAACMB:2017:74
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen de beslissing van de gouverneur van Aruba inzake bijzondere vrijstelling van dienst
In deze zaak heeft klager, wonende te Aruba, bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de gouverneur van Aruba om hem geen schadevergoeding te verlenen voor extra kosten die hij heeft moeten maken wegens nalatigheid van het bevoegde gezag. Klager had op 9 september 2014 een verzoek ingediend voor bijzondere vrijstelling van dienst van 11 tot en met 25 september 2014 wegens medische behandeling in het buitenland. Dit verzoek werd door de directeur van de Voogdijraad doorgeleid naar de Minister van Justitie, die op 10 maart 2016 een landsbesluit nam waarin klager vrijstelling van dienst verleende met behoud van inkomen. Klager heeft op 4 mei 2016 bezwaar aangetekend tegen deze beslissing, omdat hij vond dat hij door de vertraging extra kosten had moeten maken voor zijn reis en verblijf.
De zaak werd behandeld op 26 september 2016, waarbij klager in persoon verscheen en de gouverneur werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechter overwoog dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend, omdat klager de beschikking op 8 april 2016 had ontvangen. Klager stelde dat de vertraging van de beslissing door het bevoegde gezag hem extra kosten had bezorgd en vroeg om schadevergoeding. De verweerder concludeerde echter dat er geen grond was voor het bezwaar, omdat het verzoek om schadevergoeding niet in de oorspronkelijke aanvraag was opgenomen.
De rechter oordeelde dat de gouverneur volledig had voldaan aan het verzoek van klager en dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat klager geen belang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de genomen beslissing. De uitspraak werd gedaan op 28 augustus 2017 door rechter W.C.E. Winfield, en klager werd in de gelegenheid gesteld om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen.