ECLI:NL:OGAACMB:2017:69

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 augustus 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
AUA201601145
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen een disciplinaire straf opgelegd door de Gouverneur van Aruba, waarbij een gedeeltelijke inhouding van Afl. 200,- is opgelegd. Het bezwaar is ingediend op 6 oktober 2016, terwijl de bestreden beschikking op 20 juli 2016 is gegeven. De rechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn van dertig dagen is ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 41 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Klaagster ontving de beschikking op 31 augustus 2016, waardoor de termijn voor het indienen van bezwaar op 1 september 2016 begon en eindigde op 30 september 2016. Aangezien het bezwaarschrift pas op 6 oktober 2016 is ingediend, is het niet-ontvankelijk verklaard. De rechter heeft geoordeeld dat er geen redenen zijn aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een uitzondering op de termijnoverschrijding. De uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 28 augustus 2017, en partijen hebben het recht om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 28 augustus 2017
AUA201601145
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 20 juli 2016, no. 71 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder klaagster de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van Afl. 200,- opgelegd.
Daartegen heeft klaagster op 6 oktober 2016 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 23 november 2016 een contramemorie ingediend.
De zaak is op 12 juni 2017 behandeld ter zitting, waar klaagster en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), voor zover thans van belang, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking is gegeven.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Verweerder heeft in de contramemorie en ter zitting betoogd dat het bezwaar niet‑ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend.
2.3
De bestreden beschikking is op 20 juli 2016 gegeven. Het bezwaarschrift, bij het gerecht ingekomen op 6 oktober 2016, is buiten de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit een door verweerder overgelegde ontvangstbevestiging valt af te leiden dat klaagster de bestreden beschikking op 31 augustus 2016 heeft ontvangen, welke datum heeft te gelden als de dag waarop zij daarvan redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen in vorenbedoelde zin, zodat ingevolge artikel 41, derde lid, van de La de termijn, waarbinnen niet‑ontvankelijkverklaring van het bezwaar achterwege blijft, is aangevangen op 1 september 2016 en is geëindigd op 30 september 2016. Het bezwaarschrift is ook buiten deze termijn bij het gerecht ingediend. Enige reden op grond waarvan klaagster van deze termijnoverschrijding niettemin geen verwijt kan worden gemaakt, is gesteld noch gebleken.
2.4
Het bezwaar is niet-ontvankelijk.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).