ECLI:NL:OGAACMB:2017:63

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 1834 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een ambtenaar's bevorderingsverzoek en de vereisten voor een ongunstige beoordeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van administrateur. De ambtenaar, klager, had op 11 augustus 2015 een verzoek ingediend om met terugwerkende kracht bevorderd te worden, maar dit verzoek werd door de minister van Financiën en Overheidsorganisatie afgewezen. Klager maakte hiertegen bezwaar, dat op 27 juni 2016 ter zitting werd behandeld. De rechter oordeelde dat de afwijzing onbevoegd was, omdat de beslissing over bevordering alleen door de Gouverneur kan worden genomen. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden beschikking vernietigd moest worden.

De rechter benadrukte dat een ongunstige beoordeling aan de ambtenaar kenbaar gemaakt moet worden voordat daar negatieve consequenties aan worden verbonden. In dit geval was de ambtenaar niet op de hoogte gesteld van de negatieve beoordeling die aan zijn functioneren was verbonden, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen die gelden bij het vaststellen van een beoordeling. De rechter concludeerde dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek niet op een deugdelijke motivering berustte en dat het bezwaar van klager gegrond was. De uitspraak verplichtte de Gouverneur om alsnog een beslissing te nemen op het bevorderingsverzoek van klager, met de waarschuwing dat bij uitblijven van een beslissing binnen drie maanden, een fictieve weigering zou ontstaan.

De uitspraak werd gedaan op 21 augustus 2017 door mr. W.C.E. Winfield, en de rechter verklaarde het bezwaar van klager gegrond en vernietigde de bestreden beschikking van de minister.

Uitspraak

Uitspraak van 21 augustus 2017
GAZA nr. 1834 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:
de minister van Financiën en Overheidsorganisatie,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 11 augustus 2015 heeft verweerder aan klager medegedeeld dat zijn verzoek om met ingang van 1 februari 2009 te worden bevorderd naar de rang van administrateur (schaal 13) niet voor inwilliging vatbaar is.
Tegen deze brief heeft klager op 24 augustus 2015 bij het gerecht por-forma bezwaar gemaakt. De gronden van zijn bezwaar heeft klager bij aanvullend bezwaarschrift op 27 oktober 2015 bij het gerecht ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 juni 2016, alwaar klager is verschenen in persoon, en verweerder bij gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegde gezag de Gouverneur verstaan.
2.2
In zijn uitspraken van 26 juli 2016, RvBAz 2014/71419, en van 16 februari 2017, RvBAz 2015/74637, heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken voorop gesteld dat de inhoudelijke beslissing op een verzoek om bevordering van een ambtenaar alleen door de Gouverneur bevoegd genomen kan worden. Dat houdt in dat ook de afwijzing van een dergelijk verzoek aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden.
Dit betekent dat de in de brief van verweerder van 11 augustus 2015 vervatte afwijzende beslissing onbevoegd is genomen en reeds op grond hiervan vernietigd dient te worden.
2.3
Het gerecht overweegt bovendien dat, ook indien de bestreden beschikking bevoegdelijk zou zijn genomen, deze niet in stand had kunnen blijven. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.3.1
In de bestreden beschikking is als enige grond voor weigering van de door klager gewenste bevordering vermeld dat hij niet voldoet aan het vereiste van een gunstige beoordeling omtrent zijn functioneren. Daartoe is in de bestreden beschikking gesteld dat uit ambtsberichten van de directeur van de Directie Financiën is vernomen dat klager nog niet op het vereiste niveau functioneert en dat klager in de afgelopen jaren onvoldoende kwalitatieve en kwantitatieve prestaties in zijn werk heeft geleverd.
2.3.2
Klager betwist de juistheid van de door verweerder gehanteerde weigeringsgrond. In dit verband heeft hij onder meer betoogd – zo begrijpt het gerecht – dat het oordeel van verweerder niet berust op een met voldoende waarborgen omklede beoordelingsprocedure met betrekking tot zijn functioneren en verzoekt het gerecht om zelf in de zaak te voorzien.
Dit betoog treft doel. Van de voor klager ongunstige beoordeling blijkt uitsluitend uit een door klagers diensthoofd aan de minister van Financiën en Economische Zaken gezonden brief van 12 augustus 2009, met als onderwerp “GAZA-1754/2009 Leonard J. Kelly/de Minister van Financiën en Economische Zaken”. Niet betwist is dat het daarin verwoorde negatieve oordeel omtrent klagers functioneren niet eerder aan hem is medegedeeld dan in het kader van de onderhavige procedure. Dit verdraagt zich niet met de bij de vaststelling van een beoordeling in acht te nemen zorgvuldigheid. Die brengt met zich dat een ongunstige beoordeling, voordat daar voor de ambtenaar negatieve consequenties aan worden verbonden, aan de ambtenaar wordt kenbaar gemaakt en aan deze de gelegenheid wordt geboden zijn zienswijzen daarover kenbaar te maken. Nu dit is nagelaten berust het de bestreden beschikking gegeven oordeel omtrent de inwilligbaarheid van klagers bevorderingsverzoek niet op deugdelijke motivering.
2.4
De slotsom is dat het bezwaar van klager gegrond is, zodat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
2.5
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat door het bevoegd gezag (de Gouverneur) alsnog een beslissing op klagers verzoek tot bevordering zal moeten worden genomen. Het gerecht kan de Gouverneur daartoe evenwel geen last geven, nu deze niet als verweerder in dit geding is betrokken. Klager mag er evenwel van uitgaan dat, indien de Gouverneur niet binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak op klagers verzoek heeft beschikt, een zogenaamde fictieve weigering tot stand is gekomen als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de La. Hij kan daartegen alsdan binnen dertig dagen bezwaar maken bij het gerecht
2.6
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
2.7
Beslist wordt als volgt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar van klager gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking van verweerder van 11 augustus 2015.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, 2e lid, La).