In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 21 augustus 2017 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die geen aanspraak kon maken op een pensioenuitkering. Klager had op 7 juni 2016 een afwijzing ontvangen van de minister van Financiën en Overheidsorganisatie, waarin werd gesteld dat hij geen recht had op een pensioenuitkering. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing, en het gerecht heeft de zaak op 21 november 2016 behandeld. Klager stelde dat hij recht had op een pensioenuitkering op basis van zijn benoeming als ambtenaar in tijdelijke dienst.
Het gerecht oordeelde dat de afwijzende beslissing niet kon worden gedragen door de motivering die eraan ten grondslag lag. Het bezwaar van klager werd gegrond verklaard, en de bestreden beschikking werd vernietigd. Het gerecht stelde vast dat de afwijzing onbevoegd was genomen, omdat de Gouverneur als bevoegde gezag had moeten optreden. Bovendien werd overwogen dat, zelfs als de beslissing bevoegdelijk was genomen, deze niet in stand had kunnen blijven. Klager had meer dan twaalf jaar in overheidsdienst gewerkt en het gerecht concludeerde dat hij tot de doelgroep behoorde waarvoor de overheid een aanspraak op een pensioenuitkering had willen creëren.
De uitspraak heeft tot gevolg dat de Gouverneur alsnog een beslissing op klagers verzoek tot toekenning van een pensioenuitkering moet nemen. Klager kan er echter van uitgaan dat, indien de Gouverneur niet binnen drie maanden na de uitspraak beslist, er een fictieve weigering tot stand komt, waartegen hij bezwaar kan maken. De proceskosten zijn niet voor vergoeding in aanmerking gekomen.