ECLI:NL:OGAACMB:2017:61
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen bevordering in functie gevangenisinrichtingswerker en toepassing van het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die zich niet kon vinden in de beslissing van de Gouverneur van Aruba om hem met ingang van 1 november 2014 te bevorderen in de functie van gevangenisinrichtingswerker. Klager had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat hij meende dat hij al eerder, namelijk per 1 juli 2009, bevorderd had moeten worden. De Gouverneur had echter gesteld dat klager pas op 3 oktober 2014 het vereiste diploma VO II had behaald, wat de reden was voor de latere bevordering.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat klager niet eerder dan op 9 maart 2016 van de bestreden beschikking op de hoogte was, waardoor zijn bezwaar ontvankelijk werd verklaard. Klager voerde aan dat de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWZ) de vereiste opleiding niet eerder had aangeboden en dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het feit dat hij het diploma niet eerder had behaald. Hij beriep zich ook op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een collega die eerder was bevorderd ondanks het niet bezitten van het vereiste diploma.
Het gerecht oordeelde echter dat de omstandigheden niet voldoende waren om de bestreden beschikking te vernietigen. Het feit dat er een uitzondering was gemaakt op het opleidingsvereiste in het verleden, betekende niet dat dit opnieuw moest gebeuren. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat het gerecht oordeelde dat het bestuursorgaan niet verplicht is om een incidentele fout te herhalen. Uiteindelijk werd het bezwaar ongegrond verklaard, en klager werd in het ongelijk gesteld.