ECLI:NL:OGAACMB:2017:45

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 2133 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bezwaar tegen salaris en dienstbetrekking van een leerkracht in het openbaar onderwijs

In deze zaak heeft klaagster, een leerkracht in het openbaar onderwijs, bezwaar gemaakt tegen de hoogte van haar salaris zoals vermeld op haar loonstrook van augustus 2015. Klaagster heeft op 21 september 2015 bezwaar ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken (Gaza) en verzocht om vaststelling van haar dienstbetrekking op een volledige aanstelling van 32 lesuren per week, met een bezoldiging volgens hoofdschaal 35. De zaak is behandeld op 16 mei 2016, waarbij klaagster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, de minister van Onderwijs en Gezin.

Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat er een eerdere uitspraak was gedaan in een vergelijkbare zaak (GAZA nr. 2939 van 2015), waarin het gerecht had besloten dat de beschikking van 27 november 2015, die het verzoek van klaagster om vaststelling van haar dienstbetrekking afwees, vernietigd werd. Gezien deze eerdere uitspraak heeft klaagster geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het huidige bezwaar, aangezien beide bezwaren dezelfde rechtsvragen betreffen. Het gerecht heeft daarom besloten het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak werd gedaan door rechter W.C.E. Winfield op 3 juli 2017, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen binnen dertig dagen na de uitspraak. De rechter heeft ook aangegeven dat er geen grondslag is voor een proceskostenveroordeling in deze zaak.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2017
GAZA nr. 2133 van 2015
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman,
gericht tegen:
de minister van Onderwijs en Gezin,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Op 21 september 2015 heeft klaagster bij het gerecht bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het haar uitbetaalde salaris, zoals daarvan blijkt uit de loonstrook over de maand augustus 2015.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 mei 2016, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij gemachtigde.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Met de onderhavige procedure wenst klaagster te bewerkstelligen dat in rechte komt vast te staan dat de omvang van haar aanstelling als leerkracht bij het openbaar onderwijs vanaf 1 augustus 2012 dient te worden bepaald op een (volledige) betrekking van 32 lesuren per week, onder toekenning van een bezoldiging overeenkomstig hoofdschaal 35.
2.2
Bij uitspraak van heden, GAZA nr. 2939 van 2015, heeft het gerecht uitspraak gedaan op het door klaagster ingestelde bezwaar tegen verweerders beschikking van 27 november 2015, waarbij afwijzend is beslist op haar verzoek om vaststelling van haar dienstbetrekking zoals hiervoor onder 2.1 omschreven.
2.3
Gegeven de uitspraak in die zaak, strekkende tot vernietiging van de beschikking van 27 november 2015, heeft klaagster geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige bezwaar. Beide bezwaren betreffen immers dezelfde rechtsvragen.
2.4
Het bezwaar is daarom niet ontvankelijk.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat, gegevens deze beslissing, geen wettelijke grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).