ECLI:NL:OGAACMB:2017:39

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
AUA201600587
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen indeling voor nachtdiensten door de minister van Justitie

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar werkzaam bij het Cuerpo Especial Arubano (CEA), bezwaar gemaakt tegen zijn indeling voor nachtdiensten. Klager stelt dat deze indeling onterecht is, gezien zijn gezondheidsklachten zoals vermeld in brieven van zijn cardioloog en thorax-arts. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 15 mei 2017, waarbij klager in persoon verscheen en de minister van Justitie vertegenwoordigd werd door mr. C.P. Wever. Klager betoogde dat hij niet in staat is om nachtdiensten te vervullen, maar het gerecht oordeelde dat de verzekeringsarts had vastgesteld dat klager volledig arbeidsgeschikt is voor zijn functie, inclusief nachtdiensten. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard, omdat er geen overtuigend bewijs was dat het vervullen van nachtdiensten schadelijk voor zijn gezondheid zou zijn. De uitspraak werd gedaan op 26 juni 2017, waarbij het gerecht oordeelde dat de indeling voor nachtdiensten op goede gronden was afgewezen. Klager heeft het bezwaar tijdig ingediend, maar het gerecht oordeelde dat de minister terecht had gehandeld.

Uitspraak

Uitspraak van 26 juni 2017
AUA201600587
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:
de minister van Justitie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.P. Wever (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 18 november 2016 heeft klager verweerder medegedeeld, zoals hierna onder 2.2 is vermeld.
In het rooster voor de maand december 2016 is klager onder meer ingedeeld voor het vervullen van nachtdiensten.
Op 27 december 2017 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt.
Op 5 april 2017 heeft verweerder een contramemorie ingediend.
Op 12 mei 2017 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2017, waar klager, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, bijgestaan door de heren [A] en [B], waarnemend hoofd, onderscheidenlijk planner, bij de Cuerpo Especial Arubano (CEA), zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.
2.
OVERWEGINGEN
2.1
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), Een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking is gegeven.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Ambtshalve overweegt het gerecht als volgt. Klager is ambtenaar in dienst bij het Land, werkzaam bij het CEA, waar hij als bewakingsambtenaar werkzaamheden in ploegendiensten verricht. Bij voormelde brief van 18 november 2016, geschreven op een afschrift van een brief van de behandelend cardioloog van klager, dr. Cheng, van 27 oktober 2016, heeft klager verweerder als volgt bericht:

Si pa e sigiente rooster mi no mira cambio, mi lo bai busca mi derecho na corte!”In de desbetreffende brief van de cardioloog is als volgt vermeld:
“Ondergetekende verklaart hierbij dat patiënt sinds 2013 cardiaal bekend is bij ons. Laatste tijd weer toename van klachten: mijn inziens niet verstandig om hem stressvolle werkzaamheden te laten verrichten (mn. geen nachtdiensten indien mogelijk).”Uit deze mededelingen tezamen moet de brief van klager van 18 november 2016 worden aangemerkt als een verzoek om hem niet meer voor nachtdiensten in te roosteren. Met het vaststellen van het rooster voor december 2016, waarin klager is ingedeeld voor het vervullen van nachtdiensten, moet dat verzoek voorts geacht worden te zijn afgewezen.
2.3
Verweerder heeft ter zitting betoogd dat het bezwaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het niet is ingediend binnen dertig dagen nadat klager van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen. Daartoe voert hij aan dat het rooster altijd een week voor aanvang van de nieuwe maand beschikbaar is. In dit geval betekent dat dat klager binnen 30 dagen na 23 november 2016 het bezwaarschrift had moeten indienen, hetgeen hij niet heeft gedaan.
2.3.1
Dit betoog faalt. Ter zitting heeft klager onbetwist gesteld dat hij het rooster op 30 november 2016 uitgereikt heeft gekregen. Voorts heeft hij betwist dat het rooster doorgaans een week voor ingang van de nieuwe maand beschikbaar is. Onder deze omstandigheden wordt 30 november 2016 aangemerkt als de dag waarop klager redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen van de afwijzing van zijn verzoek, zodat het daartegen gerichte bezwaarschrift, dat op 27 december 2017 bij het gerecht is ingekomen, tijdig is ingediend.
2.4
Klager betoogt dat verweerder hem ten onrechte heeft ingedeeld voor het vervullen van nachtdiensten. Klager verwijst in dit verband naar voormelde brief van zijn cardioloog en naar de brief van dr. S. Wills, thorax-arts, van 4 april 2017, waarin, voor zover thans van belang, als volgt is vermeld:
“Stop shift-work recommended.”Volgens klager valt uit deze brieven af te leiden dat hij gezondheidsklachten ondervindt van het vervullen van nachtdiensten.
2.4.1
Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat volgens een brief van de verzekeringsarts drs. Jiménez klager met ingang van 16 augustus 2016 volledig arbeidsgeschikt is voor de eigen functie van beveiligingsbeambte en vanaf die datum voor arbeid inzetbaar is. Weliswaar heeft de verzekeringsarts daarbij geadviseerd om klager geen stressvolle werkzaamheden te laten verrichten, maar aan dat advies is verweerder reeds eerder tegemoetgekomen, door klager slechts in te roosteren voor bewakingswerkzaamheden op locaties en gedurende tijdvakken waarbij zich doorgaans geen stressvolle situaties voordoen. Bovendien valt uit de brieven van de behandelend artsen van klager niet af te leiden dat het vervullen van nachtdiensten gelet op de gezondheid van klager in het geheel achterwege dient te blijven, aldus verweerder.
2.4.2
Het gerecht is van oordeel dat verweerder het verzoek op goede gronden heeft afgewezen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat klager volgens de verzekeringsarts volledig arbeidsgeschikt is voor de eigen functie van beveiligingsbeambte, welke functie mede het vervullen van nachtdiensten inhoudt. In dit verband heeft verweerder zich ter zitting onbetwist op het standpunt gesteld dat indien de verzekeringsarts van oordeel is dat nachtdiensten gelet op gezondheidsaspecten van betrokkene dienen te worden vermeden, hij dat uitdrukkelijk in zijn advies vermeld. In het geval van klager heeft hij dan niet gedaan. Voorts hebben de brieven van de behandelend artsen van klager verweerder geen aanleiding hoeven geven om het inroosteren voor nachtdiensten achterwege te laten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat dit niet door deze artsen wordt geadviseerd, nog daargelaten wat de betekenis daarvan zou zijn voor het vaststellen van de arbeidsgeschiktheid en de inzetbaarheid van klager in de eigen functie naast het advies van de verzekeringsarts ter zake. Het betoog faalt.
2.5
Het bezwaar is ongegrond.
2.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 26 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).