ECLI:NL:OGAACMB:2017:24

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 2480 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Gerecht in Ambtenarenzaken inzake bezwaar tegen de Universiteit van Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 20 maart 2017 uitspraak gedaan over een bezwaar van klager, die in dienst is bij het Openbaar Onderwijs. Klager had bezwaar gemaakt tegen een brief van de Universiteit van Aruba (UA) waarin hij werd aangesproken op een openstaande schuld. De UA stelde dat klager onterecht geld had ontvangen en eiste terugbetaling. Klager was in eerste instantie tijdelijk in dienst en werd later benoemd tot ambtenaar in vaste dienst. Echter, de benoeming tot wetenschappelijk medewerker bij de UA was nooit officieel bevestigd door het bevoegde gezag. Het Gerecht oordeelde dat het zich onbevoegd verklaarde om het bezwaar van klager te behandelen, omdat er geen rechtsverhouding bestond die onder het ambtenarenrecht viel. De rechtsverhouding tussen klager en de UA moest worden gezien als civielrechtelijk. De uitspraak benadrukt dat een ambtenaar in de zin van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak alleen kan worden benoemd door het bevoegde gezag, en dat klager in dit geval niet als ambtenaar was benoemd bij de UA. De rechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft de partijen geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Uitspraak van 20 maart 2017
GAZA nr. 2480 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman,
gericht tegen:
het COLLEGE VAN CURATOREN VAN DE UNIVERSITEIT VAN ARUBA (UA),
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. G.A. Maldonado.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 24 augustus 2016 heeft verweerder klager te kennen gegeven, zoals hierna onder 2.3 is vermeld.
Bij brief van 29 september 2016 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt.
Op 28 november 2016 heeft verweerder een contramemorie ingediend.
Bij faxbericht van 2 februari 2017 heeft klager nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2017, waar klager, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door G. Thodé, rector van de UA, en P. Arens, business director van de UA, bijgestaan door voornoemde gemachtigde en de advocaat mr. R.T.J.M. Oomen, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ambtshalve overweegt het gerecht als volgt.
2.2
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), voor zover thans van belang, is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en de daarop berustende landsbesluiten en ministeriële regelingen hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba werkzaam te zijn.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, behoren tot de openbare dienst alle diensten en bedrijven door Aruba en de openbare lichamen beheerd, met inbegrip van het van overheidswege gegeven openbare onderwijs.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, voor zover thans van belang, oordeelt over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, voor zover thans van belang, kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba werkzaam te zijn.
Ingevolge het tweede lid behoren tot de openbare dienst alle diensten en bedrijven door Aruba en de openbare lichamen beheerd met inbegrip van het van overheidswege gegeven openbare onderwijs.
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegde gezag de Gouverneur verstaan.
Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening Universiteit van Aruba (hierna: de Lua) wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder minister verstaan: minister, belast met onderwijs.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, wordt het wetenschappelijk personeel en het overige docerend personeel, op voordracht van het college van curatoren, bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen. Het college doet de voordracht na overleg met de desbetreffende faculteitsraad. Een voordracht voor de benoeming van een lid van het wetenschappelijk personeel, niet zijnde een gewoon of buitengewoon hoogleraar, en van het overige docerend personeel geschiedt eerst, nadat de Minister met de vervulling van de vakature heeft ingestemd.
Ingevolge artikel 16, voor zover thans van belang, wordt de rechtspositie van het wetenschappelijk en overig docerend personeel bij hun benoemingsbesluit geregeld. Daarbij kunnen regelingen, vastgesteld voor ambtenaren in Landsdienst, geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.
2.3
Bij voormelde brief van 24 augustus 2016 heeft verweerder klager als volgt bericht:

Middels deze brief wil de Universiteit van Aruba (UA) u nog een laatste poging ondernemen om tot een gezamenlijke oplossing te komen voor de betaling door u van de nog openstaande schuld aan uw kant aan de UA. In de briefwisseling tussen uw en onze advocaat heeft de UA aangegeven dat wij bij ons standpunt blijven dat de UA rechtmatig heeft gehandeld en dus ook recht heeft op de abusievelijk aan u overgemaakte gelden. Deze gelden zijn onverschuldigd op uw rekening gestort waardoor wij gerechtigd zijn deze gelden van u terug te vorderen.
Bij deze vragen wij u dan ook om het bedrag van Afl. 2499.20 (zie bijgevoegde factuur) uiterlijk op 9 september 2016 aan de UA over te maken. Indien de betaling tijdig wordt ontvangen zal de UA geen verdere stappen ter inning van bedoelde gelden hoeven te ondernemen. Echter indien de storting niet plaatsvindt zijn wij genoodzaakt om, zoals ook in de brief van onze advocaat staat vermeld, juridische stappen te ondernemen om deze uitstaande schuld te vereffenen. Hierbij zullen wij ook genoodzaakt zijn om alle kosten die hieraan verbonden zijn op u te verhalen.
Wij willen nogmaals benadrukken dat de UA niet zal aarzelen om de nodige stappen te ondernemen om middels het recht deze zaak af te doen indien u ons voor die keuze stelt. Wij hopen echter dat u zodanig zal handelen dat dit proces zonder de genoemde juridische stappen kan worden afgerond.”
2.4
Sinds 1 augustus 2000 is klager in dienst bij het Openbaar Onderwijs, in eerste instantie in tijdelijke dienst, waarna bij landsbesluit van 18 juli 2008 benoeming tot ambtenaar in vaste pensioengerechtigde dienst is gevolgd.
Op 17 juni 2014 zijn klager en verweerder overeengekomen dat verweerder klager bij de minister van Onderwijs en Gezin (hierna: de minister) zal voordragen voor een aanstelling als wetenschappelijk medewerker 1e klas bij de UA per 1 augustus 2014, waarbij diverse arbeidsvoorwaarden, waaronder de salariëring, op klager van toepassing zijn verklaard. Bij brief van 24 juli 2014 heeft de minister verweerder te kennen gegeven met de voordracht akkoord te gaan. Tussen partijen is niet in geschil dat klager vervolgens als wetenschappelijk medewerker 1e klas bij de UA werkzaam is geweest. Een benoeming bij landsbesluit heeft evenwel nimmer plaatsgevonden.
Bij uitspraak van heden in zaak nr. 855 van 2016 heeft het gerecht de ministeriële beschikking van 16 november 2015, waarbij de minister aan klager met ingang van 1 augustus 2014 eervol ontslag uit het Openbaar Onderwijs heeft verleend, daarbij aantekenend dat klager over de periode van 1 januari tot 1 augustus 2014 aan de UA werd uitgeleend, vernietigd.
Nu aan zodanige vernietiging terugwerkende kracht toekomt, was klager ten tijde van de brief van 24 augustus 2016 ambtenaar in de zin van de La. Dit brengt evenwel niet met zich dat in deze brief een beschikking is vervat ten aanzien van klager als ambtenaar, reeds omdat klager, zoals hiervoor is vermeld, nimmer door het bevoegd gezag als zodanig in dienst van de UA is benoemd. Gelet hierop, stond tegen de brief van 24 augustus 2016 geen bezwaar krachtens artikel 35, eerste lid, van de La open, zodat het gerecht zich onbevoegd acht van het bezwaar van klager van 29 september 2016 kennis te nemen. Ter voorlichting van partijen wordt overigens overwogen dat nu ter zake van de rechtsverhouding tussen klager en verweerder het gerecht niet bevoegd is, die rechtsverhouding geacht moet worden te zijn geregeld door bepalingen van civielrechtelijke aard.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart zich onbevoegd van het bezwaar kennis te nemen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).