ECLI:NL:OGAACMB:2017:21

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 2133 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het hertentamen administratieve organisatie van de opleiding Commies der Belastingen

In deze zaak heeft klaagster, een kandidaat van de opleiding Commies der Belastingen, bezwaar gemaakt tegen de uitslag van haar hertentamen voor het vak administratieve organisatie. De secretaris van de opleiding had klaagster medegedeeld dat zij een cijfer van vijf had behaald, wat betekent dat zij het vak niet had gehaald. Klaagster betoogde dat het beoordelingsmodel dat door verweerder was toegepast in strijd was met artikel 28 van de ministeriële beschikking die de opleiding regelt. Verweerder had het bezwaar van klaagster ongegrond verklaard, waarna klaagster in beroep ging bij het gerecht.

Tijdens de zitting op 23 januari 2017 werd de zaak behandeld. Klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en twee medewerkers van de belastingdienst, waren aanwezig. Klaagster stelde dat het beoordelingsmodel niet correct was, omdat het gebaseerd was op 110 punten in plaats van 100, wat volgens haar leidde tot een onjuiste beoordeling van haar prestaties. Verweerder verdedigde zijn standpunt door te stellen dat de correctoren klaagster correct hadden beoordeeld en dat de vastgestelde cijfers van 56,5 en 59 niet voldoende waren om een voldoende te behalen.

De rechter oordeelde dat het bezwaar van klaagster ongegrond was. De rechter bevestigde dat het beoordelingsmodel dat door verweerder was toegepast in overeenstemming was met de ministeriële beschikking en dat klaagster niet had aangetoond dat de beoordeling onjuist was. De rechter verklaarde het bezwaar ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 13 maart 2017.

Uitspraak

Uitspraak van 13 maart 2017
GAZA nr. 2133 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:
de DIRECTEUR VAN DE DEPARTAMENTO DI IMPUESTO,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij ongedateerde brief, kenmerk D1-PO-353, heeft de secretaris van de opleiding Commies der Belastingen klaagster medegedeeld dat zij voor het op 6 juni 2016 gedane hertentamen voor het vak administratieve organisatie het cijfer vijf heeft behaald en daarmee dat vak niet heeft gehaald.
Bij beschikking van 20 juli 2016 heeft verweerder het daartegen door klaagster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Daartegen heeft klaagster 30 augustus 2016 bezwaar bij het gerecht gemaakt.
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2017, waar klaagster, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, bijgestaan door mevrouw A, hoofd afdeling P&O van de belastingdienst, en mevrouw B, staffunctionaris afdeling P&O van de belastingdienst, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 11, derde lid, van de ministeriële beschikking van 8 juli 2013, waarbij de opleiding Commies der Belastingen Heffing/Controle en Invordering is ingesteld (hierna: de ministeriële beschikking) kan een kandidaat, indien hij bezwaar heeft tegen de uitslag van het tentamen/hertentamen binnen 14 dagen na bekendmaking van de uitslag van het tentamen en hertentamen schriftelijk een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de voorzitter van de examencommissie.
Ingevolge het vierde lid wordt op het bezwaarschrift binnen 14 dagen schriftelijk uitspraak gedaan door de voorzitter van de examencommissie c.q. de Algemeen Directeur van het Departamento di Impuesto.
Ingevolge artikel 27 wordt de uitwerking van (her)tentamen door twee correctoren (de auteur en de tweede corrector) beoordeeld, waarna de uitslag door de tentamencommissie wordt vastgesteld en zo spoedig mogelijk aan de kandidaten wordt medegedeeld.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, drukken de correctoren bij de beoordeling van de uitwerking hun oordeel uit in de cijfers 1 t/m 10 met maximaal één cijfer achter de komma.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de beoordeling door de twee correctoren onafhankelijk van elkaar. Na de beoordeling stellen de correctoren in onderling overleg één cijfer vast, in aanwezigheid van het Hoofd van de opleiding en de Secretaris van de opleiding. Kunnen zij niet tot overeenstemming komen, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Indien een gemiddelde, als bedoeld in dit lid, een cijfer met twee decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal met dien verstande dat deze decimaal met 1 wordt verhoogd indien de tweede decimaal 5 of hoger is. Deze regel mist toepassing indien het eerste decimaal het cijfer 4 is.
Ingevolge het vierde lid wordt het deel van het eindcijfer dat minder dan een half bedraagt naar beneden afgerond. Het deel van het eindcijfer dat een half of meer bedraagt wordt naar boven afgerond.
2.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat volgens het toegepaste beoordelingsmodel voor het hertentamen administratieve organisatie in totaal 110 punten te behalen waren, verdeeld over een 16-tal vragen. Om een voldoende, het cijfer zes, te behalen, dienen tussen de 61 en 71 punten te worden behaald. Omdat aan klaagster door beide correctoren een aantal punten is toegekend, dat onvoldoende was voor het behalen van het cijfer 6, te weten 56,5 en 59, is het cijfer vastgesteld op vijf, aldus verweerder.
2.3
Klaagster betoogt dat het door verweerder toegepaste beoordelingsmodel in strijd is met artikel 28 van de ministeriële beschikking. Verweerder had uit dienen gaan van een beoordelingsmodel, waarbij maximaal 100 punten te behalen waren. Uitgaande van een zodanig model, dienen de puntenaantallen van 56,5 en 59 te leiden tot de cijfers 5,6 en 5,9, hetgeen gelet op artikel 28, tweede lid, van de ministeriële beschikking leidt tot het cijfer zes (5,6 + 5,9 = 11,5 : 2 =5,75 = 6), aldus klaagster.
2.3.1
Dit betoog faalt. Verweerder heeft zich bij de bestreden beschikking terecht op het standpunt gesteld dat in artikel 28, tweede lid, van de ministeriële beschikking, anders dan waarop het betoog van klaagster is gegrond, de vaststelling van het cijfer van (her)tentamens is geregeld, niet de vaststelling van de daarvoor behaalde puntenaantallen. Anders dan klaagster betoogt, is in die bepaling noch elders in de ministeriële beschikking geregeld dat bij de beoordeling van (her)tentamens uit dient te worden gegaan van een beoordelingsmodel waarbij steeds 100 punten te verdelen zijn. Daarbij komt dat, indien dat wel het geval zou zijn geweest, dat op zichzelf niet met zich brengt dat klaagster het hertentamen wel zou hebben gehaald, aangezien in dat geval een tiental punten minder te verdelen zou zijn geweest over de zestien hertentamenvragen. Nu klaagster niet heeft betwist dat de correctoren haar met juistheid 56,5 onderscheidenlijk 59 punten voor de beantwoorde vragen hebben toegekend en uitgaande van het toegepaste beoordelingsmodel, waarbij voor het behalen van het cijfer zes minimaal 61 punten dienen te worden behaald, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat klaagster het cijfer 5 heeft behaald.
2.4
Het bezwaar is ongegrond.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 13 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).