ECLI:NL:OGAACMB:2016:9

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 februari 2016
Publicatiedatum
10 februari 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 1425 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen leeftijdsontslag van een ambtenaar in het openbaar onderwijs

In deze zaak heeft klaagster, een lerares in het openbaar voortgezet onderwijs, bezwaar gemaakt tegen haar eervol ontslag dat haar is verleend door de minister van Onderwijs en Gezin. Het ontslag was gebaseerd op het bereiken van de leeftijd van 60,5 jaar, zoals voorgeschreven in de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (Lla). Klaagster was van mening dat zij haar werkzaamheden en ambtelijke pensioenopbouw wilde voortzetten tot de leeftijd van 65 jaar. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster op 27 juli 2015 de leeftijd van 60,5 jaar heeft bereikt, waardoor haar recht op ouderdomspensioen is ontstaan volgens de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (Laov). De rechter heeft geoordeeld dat de minister verplicht was om eervol ontslag te verlenen op basis van de wetgeving, en dat er geen ruimte was voor uitstel van de aanspraken op ouderdomspensioen. Het bezwaar van klaagster is ongegrond verklaard, en de uitspraak is gedaan op 1 februari 2016.

Uitspraak

Uitspraak van 1 februari 2016
Gaza nr. 1425 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[ klaagster ],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:
de minister van Onderwijs en Gezin,
zetelende te Aruba,
VERWEERSTER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 3 juni 2015 heeft verweerster aan klaagster met ingang van 27 juli 2015 eervol ontslag verleend uit het Openbaar Onderwijs wegens het bereiken van de leeftijd van 60,5 jaren (in deze beschikking omschreven als “de maximale leeftijdsgrens”).
Tegen deze beschikking heeft klaagster op 29 juni 2015 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerster heeft geen contramemorie ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van 26 oktober 2016, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon en verweerster bij gemachtigde.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba werkzaam te zijn.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel behoren tot de openbare dienst alle diensten en bedrijven door Aruba en de openbare lichamen beheerd met inbegrip van het van overheidswege gegeven openbare onderwijs.
2.2
Ingevolge artikel 93 van de Lma wordt aan de ambtenaar wegens het bereiken van een bepaalde leeftijd eervol ontslag verleend overeenkomstig de regelen bij landsverordening gesteld.
De in dit artikel bedoelde landsverordening is de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (Lla).
2.3
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Lla wordt aan de ambtenaar door het bevoegde gezag eervol ontslag verleend met ingang van de dag waarop hij de leeftijd, waarop ingevolge artikel 6a van de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (Laov) het recht op ouderdomspensioen ontstaat heeft bereikt.
2.4
Ingevolge artikel 6a van de Laov is de leeftijd waarop het recht op ouderdomspensioen ontstaat:
per 1 januari 2015 : 60,5 jaar;
per 1 januari 2016 : 61 jaar;
per 1 januari 2017 : 61,5 jaar;
per 1 januari 2018 : 62 jaar;
per 1 januari 2019 : 62,5 jaar;
per 1 januari 2020 : 63 jaar;
per 1 januari 2021 : 63,5 jaar;
per 1 januari 2022 : 64 jaar;
per 1 januari 2023 : 64,5 jaar;
per 1 januari 2024 : 65 jaar.
2.5
Klaagster was tot aan de in de bestreden beschikking genoemde datum werkzaam als lerares in het openbaar voortgezet onderwijs en als zodanig ambtenaar in de zin van de Lma en de Lla. Zij is het niet eens met het aan haar gegeven leeftijdsontslag. Zij wenst haar werkzaamheden en daarmee haar ambtelijke pensioenopbouw voort te zetten totdat zij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
2.6
Het gerecht stelt vast dat klaagster, geboren op 27 januari 1957, op 27 juli 2015 de leeftijd van 60,5 jaar heeft bereikt, zodat op grond van artikel 6a van de Laov met ingang van die dag haar recht op ouderdomspensioen als bedoeld in die landsverordening is ontstaan. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Lla betekent dit voorts dat verweerster – ingevolge de Landsverordening voortgezet onderwijs het daartoe bevoegde gezag – gehouden was om aan verzoekster eervol ontslag te verlenen als ambtenaar. Evengenoemd wetsartikel geeft verweerster niet de bevoegdheid om anders te beslissen dan zij heeft gedaan. Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd omtrent de bestaande mogelijkheden om de aanspraken op ouderdomspensioen op grond van de Laov en het ambtelijk pensioen op vrijwillige basis uit te stellen, kan daaraan niet afdoen. Een dergelijk uitstel van aanspraken op een uitkering wijzigt het in artikel 4, eerste lid, van de Lla dwingend voorgeschreven leeftijdsontslag niet.
2.7
Nu hetgeen verzoekster heeft aangevoerd niet tot vernietiging van de bestreden beschikking kan leiden, is het bezwaar ongegrond.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2016, in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).