ECLI:NL:OGAACMB:2016:8

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 februari 2016
Publicatiedatum
10 februari 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 1407 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertraging van bevordering wegens negatieve beoordeling van functioneren van ambtenaar

In deze zaak gaat het om een bezwaar van klaagster tegen de ingangsdatum van haar bevordering tot gevangenisinrichtingswerker bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba. Klaagster is met ingang van 1 januari 2013 bevorderd, maar betwist de motivering voor het uitstel van haar bevordering met zes maanden, die gebaseerd is op een negatieve beoordeling van haar functioneren. Klaagster stelt dat de beoordeling niet op voldoende gronden berust en heeft rapporten overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt. Het gerecht oordeelt dat de beoordeling van klaagster niet onredelijk is en dat de negatieve beoordeling aan de bestreden beschikking ten grondslag mag worden gelegd. Het gerecht benadrukt dat een bevordering geen automatisme is en dat de rechterlijke toetsing van een beoordeling beperkt is. Klaagster heeft onvoldoende gemotiveerd dat de negatieve beoordeling onterecht is. De rechter concludeert dat het bezwaar ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak van 1 februari 2016
Gaza nr. 1407 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[ klaagster ],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L. Hernandis,
tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 20 mei 2015, no. 30, is klaagster met ingang van 1 januari 2013 bevorderd in de functie van gevangenisinrichtingswerker bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGA) met vaststelling van haar bezoldiging op schaal 6, dienstjaar 5.
Tegen deze beschikking heeft klaagster op 29 juni 2015 bij het gerecht bezwaar gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 26 oktober 2015, alwaar is verschenen klaagster in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij gemachtigde.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht stelt vast dat het bezwaarschrift niet binnen in artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) bepaalde termijn van dertig dagen nadat de bestreden beschikking is genomen, is ingediend. Klaagster heeft in dit verband verklaard de bestreden beschikking pas op 2 juni 2015 te hebben ontvangen. Nu verweerder heeft erkend dat de beschikking eerst op 1 juni 2015 aan klaagster is toegezonden, gaat ook het gerecht uit van de door klaagster genoemde datum van ontvangst. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat klaagster het bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen, zoals bedoeld in artikel 41, derde lid, van de La. Klaagster kan derhalve in haar bezwaar worden ontvangen.
2.2
Klaagster kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van haar bevordering. Naar haar mening dient die ingangsdatum 1 juli 2012 te zijn in plaats van 1 januari 2013. Zij betwist dat de in de bestreden beschikking gegeven motivering voor het uitstel van de bevordering met zes maanden, te weten de negatieve beoordeling van haar functioneren, daarvoor voldoende draagkrachtig is.
2.3
De aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegde beoordeling betreft de periode van 1 augustus 2008 tot 1 augustus 2012. Uit het desbetreffende beoordelingsformulier komt naar voren dat klaagster een aantal keren op het werk is verschenen zonder haar uniform te hebben gedragen, terwijl zij een geüniformeerde functie uitoefent en ter zake op haar gedrag was aangesproken. In het beoordelingsformulier is er voorts melding van gemaakt dat klaagster regelmatig problemen heeft met andere personeelsleden, werkzaam in de DGA, en zich daarbij onprofessioneel gedraagt. Ter onderbouwing van een en ander heeft verweerder een aantal rapporten overgelegd, die zijn opgemaakt naar aanleiding incidenten waarbij klaagster in negatieve zin betrokken was.
2.4
Het gerecht stelt voorop dat een bevordering geen automatisme is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag. De toepassing van die bevoegdheid kan door de rechter slechts met terughoudendheid worden getoetst. De beslissing om de bevordering van klaagster met zes maanden uit te stellen op grond van een negatieve beoordeling van haar functioneren, zoals in de bestreden beschikking omschreven, kan in beginsel niet onredelijk worden geacht.
2.5
Naar het oordeel van het gerecht heeft klaagster voorts de juistheid van de negatieve beoordeling van haar functioneren onvoldoende gemotiveerd betwist.
2.5.1
Dat zij een aantal malen ten onrechte niet in het voorgeschreven uniform op het werk is verschenen, heeft zij niet ontkent. Evenmin heeft zij weersproken dat de genoemde incidenten zich hebben voorgedaan. Zij stelt zich evenwel op het standpunt dat zij niet degene is geweest die aanleiding heeft gegeven tot die incidenten.
2.5.2
Wat dit laatste betreft, geldt ook hier dat de rechterlijke toetsing van een beoordeling een beperkte is. De rechter dient enkel de vraag te beantwoorden of gezegd moet worden dat de beoordeling op onvoldoende gronden berust. In geval van een negatief oordeel dient met concrete feiten onderbouwd te worden dat het oordeel niet op onvoldoende gronden berust. Daarbij is niet beslissend of elk van die feiten boven elke twijfel is verheven. Zelfs is niet van doorslaggevend belang of bepaalde feiten onjuist blijken te zijn vastgesteld of geïnterpreteerd. Het gaat erom of in het totale beeld van de in beschouwing genomen gezichtspunten de gegeven waardering deze toetsing kan doorstaan. Deze toetsingsmaatstaf hanterend is het gerecht van oordeel dat verweerder de negatieve beoordeling aan de bestreden beschikking ten grondslag heeft mogen leggen. Daarbij is in aanmerking genomen dat, ook indien de aanleiding tot de incidenten niet bij klaagster zou zijn gelegen, dit haar niet ontslaat van haar verplichting haar collega’s op professionele wijze te bejegen.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking de terughoudende rechterlijke toets kan doorstaan. Het bezwaar is derhalve ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar van klaagster ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, 2e lid, La).