ECLI:NL:OGAACMB:2016:78

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 december 2016
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 1560 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen disciplinaire straf van ontslag in ambtenarenrechtelijke context

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 12 december 2016 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die zich tegen een disciplinaire straf van ontslag had verzet. De verweerder, de Gouverneur van Aruba, had op 2 juni 2016 de disciplinaire straf opgelegd, waarbij klager werd beschuldigd van ernstig plichtsverzuim. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing en voerde aan dat hij adequaat had gehandeld na het uitvallen van het datavergaringssysteem van meteorologische grootheden, de FMC-8, op 11 augustus 2015. Klager stelde dat hij tijdig ter plaatse was en de directeur van de Departamento Meteorologico Aruba op de hoogte had gesteld van de situatie. Hij betwistte de kwalificatie van zijn functie als technicus, aangezien hij formeel de functie van observator bekleedde en niet over de vereiste opleiding beschikte.

Het gerecht oordeelde dat de Gouverneur ten onrechte had gesteld dat klager de functie van technicus bekleedde en dat zijn handelen niet in strijd was met de verantwoordelijkheden van een technicus. Het gerecht concludeerde dat het bezwaar gegrond was en vernietigde het landsbesluit van 2 juni 2016. Tevens werd de Gouverneur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager, die op Afl. 1.000,- werden begroot. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de verantwoordelijkheden en functies binnen de ambtenarenorganisatie, evenals de rechten van ambtenaren in disciplinaire procedures.

Uitspraak

Uitspraak van 12 december 2016
GAZA nr. 1560 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigden: mr. A.J. Swaen en mr. D.M. Passchier, beiden advocaat,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 2 juni 2016 no. 9 heeft verweerder klager de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, dan wel eervol ontslag verleend, beide met ingang van de dag na dagtekening van de bestreden beschikking.
Bij brief van 1 juli 2016 heeft klager tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.
Bij brief van 24 augustus 2016 heeft verweerder een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2016, waar klager, bijgestaan door voornoemde gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door D. Barkmeyer en C. Geerman, werkzaam in dienst van het land, bijgestaan door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolgde het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i, kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, onder f, kan buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken
2.2
Aan de beschikking van 2 juni 2016 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat klager, nadat op 11 augustus 2015 het datavergaringssysteem van meteorologische grootheden ten behoeve van het vliegverkeer FMC-8 was uitgevallen, niet adequaat is opgetreden. Klager heeft volgens verweerder ten onrechte aan de directeur van de Departamento Meteorologico Aruba (DMA) meegedeeld dat er geen back-up onderdelen aanwezig waren voor het repareren van de FMC-8 en voorts geen grondig onderzoek verricht met betrekking tot de aanwezigheid van reserve-onderdelen, waarna de hulp is ingeschakeld van Meteo Curaçao en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KMNI), waardoor de reparatie van de FMC-8 twaalf uren heeft geduurd in plaats van twee uren. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op een intern rapport van DMA van 4 september 2015 en een rapport van Mikike N.V. van 9 september 2015, in welke rapporten verslag wordt gedaan van naar het incident van 11 augustus 2015 verricht onderzoek.
Gelet op dit handelen en nalaten van klager is hij in hoge mate tekortgeschoten in de verantwoordelijkheden en verplichtingen die horen bij de functie van technicus, aldus verweerder bij de beschikking.
2.3
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Daartoe voert hij aan dat hij, nadat hij op 11 augustus 2015 om 04.40 uur telefonisch van het uitvallen van de FMC-8 op de hoogte is gesteld, om 05.30 uur ter plaatse was, alwaar hij heeft geconstateerd dat een van de zogenoemde “power supplies” onvoldoende voltage gaf aan de rest van het systeem, waarvan hij terstond de directeur van DMA op de hoogte heeft gesteld en deze desgevraagd te kennen heeft gegeven dat in Aruba geen onderdelen aanwezig waren voor de opbouw van de “power supply”. Vervolgens heeft hij om 08.00 uur het hoofd van de technische afdeling van de Meteo Curaçao, de heer [hoofd technische afdeling], telefonisch van de situatie op de hoogte gebracht en hem daarbij medegedeeld dat weliswaar enige onderdelen op voorraad waren, maar dat de “power supply” opgebouwd diende te worden, alvorens naar andere gebreken kon worden gezocht. Vervolgens is hij met [hoofd technische afdeling], ingevlogen uit Curaçao, om 13.45 uur ter plaatse geweest, alwaar [hoofd technische afdeling] de “circuitboard” van de “power supply” heeft verwisseld, maar daarbij het voltage niet heeft verhoogd tot het door het systeem benodigde niveau. Na het volledig uit elkaar halen van het systeem en het verrichten van metingen heeft [hoofd technische afdeling] ten slotte geconstateerd dat er op de “anemometer” kortsluiting was geweest, wat tot een verlaging van het voltage op het sensorensysteem heeft geleid. Omstreeks 16.30 uur ten slotte heeft hij de directeur geïnformeerd dat het systeem weer in werking was, aldus klager. Hieruit valt volgens klager af te leiden dat hij adequaat is opgetreden. In dit verband voert klager voorts aan dat hij geen technicus is, althans niet als technicus bij de DMA in dienst is.
2.3.1
Niet in geschil is dat klager sinds 1996 werkzaam is bij de DMA en dat hij in dat dienstverband laatstelijk bij landsbesluit van 21 november 2008 no. 10 is benoemd in de functie van Observator 1ste klasse A. Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat klager naast de functie van observator, die hij formeel bekleedde, feitelijk de functie van technicus bekleedde, overweegt het gerecht als volgt. Uit de door verweerder overgelegde passages uit het organisatieboek van de DMA, waarin de organisatie wordt beschreven en de alle functiebeschrijvingen zijn vervat, valt af te leiden dat in de formatie is voorzien in een technicus (1 FTE) en observators (5 FTE). Volgens dat organisatieboek heeft de technicus een Hbo-opleiding en is deze belast met het beheer, de reparatie en het onderhoud van de meteorologische, hydrologische en klimatologische meetapparatuur en instrumentaria. De afdeling weerwaarnemingen, waaronder de observators, met een Mbo-opleiding, ressorteren is belast met de permanente bewaking van de meteorologische, klimatologische en andere geofysische condities, aldus dat boek. Ter zitting heeft klager desgevraagd onweersproken gesteld dat hij de MTS-opleiding niet heeft afgerond. Nu klager niet in de functie van technicus, maar in die van observator is benoemd, en hij bovendien niet over het vereiste opleidingsniveau voor het bekleden van de functie van technicus beschikt, heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat klager de functie van technicus bekleedt. Dat klager, zoals door verweerder gesteld, zich in het buitenland, onder meer bij het volgen van cursussen, als “technician” presenteerde, geeft, daargelaten of aan die term een andere betekenis toekomt dat aan de term “technicus”, zoals door klager gesteld, geen grond voor een ander oordeel. Dat klager, bij tijd en wijle ook technische hand- en spandiensten verrichtte, geeft dat evenmin. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat dat onvoldoende is om aan te nemen dat klager de functie van technicus formeel en volledig bekleedde, met alle daarbij behorende verantwoordelijkheden en verplichtingen.
2.3.2
Nu, gelet op het hiervoor onder 2.3.1 overwogene, verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat klager de functie van technicus bekleedt, ziet het gerecht aanleiding de vaststelling van de feitelijke gang van zaken op 11 augustus 2015, in het bijzonder waar het het handelen van klager betreft, en waarover de lezingen van partijen uiteenlopen, achterwege te laten. Onder deze omstandigheden heeft een oordeel omtrent de strijdigheid van het handelen van klager met de verplichtingen en verantwoordelijkheden van een technicus immers niet de betekenis die verweerder daaraan in de beschikking heeft toegekend. Daarbij neemt het gerecht mede in aanmerking dat het beheer, de reparatie en het onderhoud van de FMC-8 niet onder de verantwoordelijkheden en de verplichtingen van klager bij het uitoefenen van zijn functie als observator vielen. Gelet hierop, is de conclusie dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim.
2.4
Het bezwaar is reeds hierom gegrond. Hetgeen klager voor het overige heeft aangevoerd, te weten dat verweerder, na afweging van alle betrokken belangen, niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid de disciplinaire straf van ontslag op te leggen dan wel eervol te ontslaan gebruik heeft kunnen maken en dat verweerder aan het verlenen van eervol ontslag ten onrechte ten grondslag heeft gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, behoeft dan ook geen bespreking.
2.5
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het landsbesluit van 2 juni 2016 no. 9;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).