ECLI:NL:OGAACMB:2016:75

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 november 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
Gaza nr. 1027 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen uitblijven beslissing op verzoek om pensioenuitkering

In deze zaak is het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 november 2016 tot een uitspraak gekomen over de ontvankelijkheid van het bezwaar van klager tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om een pensioenuitkering. Klager, die ambtenaar was bij het Landsbedrijf Ontwikkelingsprojecten, had op 8 september 2015, 23 november 2015 en 15 maart 2016 verzocht om toekenning van een pensioenuitkering, maar ontving hierop geen reactie van verweerder, de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie. Na acht maanden zonder antwoord, diende klager op 29 september 2016 een bezwaarschrift in bij het gerecht.

Het gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaar van klager tijdig is ingediend, ondanks dat er nog geen jaar verstreken was sinds het eerste verzoek. De rechter oordeelde dat klager, gezien de aard van het verzoek, mocht aannemen dat verweerder had geweigerd om op zijn verzoek te beslissen. De uitspraak benadrukt dat de redelijke termijn voor een fictieve weigering één jaar is, maar dat in bijzondere gevallen hiervan kan worden afgeweken. In dit geval was er aanleiding om aan te nemen dat na acht maanden een fictieve weigering was ontstaan.

De rechter verklaarde het bezwaar gegrond, vernietigde de bestreden fictieve weigering en droeg verweerder op om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beslissen. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.C.E. Winfield en is van belang voor de procedurele mogelijkheden van ambtenaren om een beslissing van een bestuursorgaan af te dwingen.

Uitspraak

Uitspraak van 14 november 2016
Gaza nr. 1027 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: drs. F.P. Figaroa,
tegen:
de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Klager was ambtenaar werkzaam bij het Landsbedrijf Ontwikkelingsprojecten in de rang van hoofdcommies. Met ingang van 1 januari 2001 is aan klager, onder gebruikmaking van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding, eervol ontslag uit Landsdienst verleend.
Bij brieven van 8 september 2015, 23 november 2015 en 15 maart 2016 heeft klager aan verweerder verzocht om toekenning van een uitkering bij wijze van pensioen.
Tot heden heeft klager geen reactie zijdens verweerder op zijn verzoek mogen ontvangen. Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft klager op 29 september 2016 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 oktober 2016, alwaar zijn verschenen klager in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, lid 1 van de La wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
In lid 2 van dit artikel wordt een orgaan geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
2.2
In geschil tussen partijen is het antwoord op de vraag of klagers bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek ontvankelijk is.
2.3
Het bezwaar van klager is ingediend na verloop van acht maanden na het (eerste) verzoek van klager van 8 september 2015. Verweerder betoogt dan ook dat klagers bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek(en) prematuur is ingediend.
2.4
Conform vaste rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken is de redelijke termijn voor een fictieve weigering één jaar. Bijzondere gevallen, afhankelijk van de aard van de zaak, kunnen aanleiding geven om hiervan af te wijken. Het gerecht stelt vast dat bij de behandeling ter zitting omstandigheden zijn aangevoerd, waaruit blijkt dat in dit geval aanleiding bestaat om aan te nemen dat na de termijn van acht maanden een fictieve weigering is ontstaan.
2.5
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klager van 8 september 2015, zoals herhaald op 23 november 2015 en 15 maart 2016, mocht hij, gelet op de aard van het verzoek, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op zijn verzoek te beschikken. Weliswaar is nog geen jaar verstreken na het verzoek van klager, doch dit doet er, gelet op de aard van het verzoek, niet aan af. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze (fictieve) weigering tijdig ingediend.
2.6
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klagers verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond en zal de bestreden (fictieve) beschikking nietig worden verklaard. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is derhalve (primair) een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klager. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
2.7
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve weigering om te beslissen op het verzoek van klager van 8 september 2015;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beschikken.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).