ECLI:NL:OGAACMB:2016:65

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 2410 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ambtenaar in het belang van de dienst na verdenking van ernstig plichtsverzuim

In deze zaak gaat het om een bezwaar van klager, een ambtenaar in Aruba, tegen een schorsing die door de Gouverneur van Aruba is opgelegd. De schorsing is ingegaan op 16 september 2015 en is gebaseerd op een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, stellende dat de Gouverneur zijn bevoegdheid heeft misbruikt en dat er geen plichtsverzuim heeft plaatsgevonden. De zaak is behandeld op 14 maart 2016, waarbij klager en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigden van de Gouverneur, aanwezig waren.

De ambtenarenrechter overweegt dat de schorsing is gebaseerd op artikel 87 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, dat het bevoegde gezag toestaat om een ambtenaar te schorsen wanneer het belang van de dienst dat vordert. De rechter stelt vast dat er voldoende grond is voor de schorsing, gezien de ernstige verdenkingen die zijn gerezen na een onderzoek door Forensic Services Caribbean naar het IT-beheer van de Griffie van de Staten van Aruba. Het rapport van FSC wijst op ernstige tekortkomingen in het IT-beheer door klager, wat heeft geleid tot de schorsing.

De rechter concludeert dat de schorsing gedurende het disciplinaire onderzoek in het belang van de dienst kan worden geacht en verklaart het bezwaar van klager ongegrond. Tevens wordt opgemerkt dat de schorsing niet langer mag duren dan noodzakelijk en dat de Gouverneur voortvarendheid moet betrachten in het disciplinaire onderzoek. De uitspraak is gedaan op 3 oktober 2016.

Uitspraak

Uitspraak van 3 oktober 2016
GAZA nr. 2410 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: de advocaten mrs. M.G.M. Schwengle en L.M. Virginia.

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 15 september 2015, no. 1, heeft verweerder klager met ingang van de dag na dagtekening van het Landsbesluit in het belang van de dienst in zijn ambt geschorst, tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Tegen dit Landsbesluit (hierna: de bestreden beschikking) heeft klager bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Namens verweerder is op 11 januari 2016 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 14 maart 2016, alwaar zijn verschenen klager in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigden.
Hierna is uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde schorsing en stelt zich daarbij op het standpunt dat verweerder bij zijn beslissing klager te schorsen zijn bevoegdheid heeft misbruikt, althans voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor het is gegeven, nu klager geen plichtsverzuim heeft gepleegd en verweerder de schorsing heeft misbruikt om klager uit zijn functie te ontheffen.
2.2
De in de bestreden beschikking vervatte schorsing is gebaseerd op artikel 87, aanhef en onder c van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). Volgens deze bepaling kan, onverminderd het bepaalde in artikel 82 van de Lma, de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt wanneer, naar het oordeel van het bevoegde gezag, het belang van de dienst dat vordert. Het gaat hier derhalve om de bevoegdheid van het bevoegde gezag om een ordemaatregel te treffen. Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim van een ambtenaar waardoor aan diens integriteit moet worden getwijfeld en waardoor het noodzakelijk in de ambtenaar te stellen vertrouwen dermate is geschaad dat het niet aanvaardbaar is dat hij zijn werkzaamheden blijft verrichten, in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel [1] .
2.3
Wat betreft de vraag of in dit geval er voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel bestond, overweegt de ambtenarenrechter dat de maatregel is genomen in verband met een door verweerder opgestart disciplinair onderzoek naar aanleiding van het vermoeden van door klager gepleegd ernstig plichtsverzuim, dat is gerezen na het door Forensic Services Caribbean (hierna: FSC) verrichte onderzoek naar het IT beheer van de Griffie van de Staten van Aruba.
2.4
In de bestreden beschikking staat onder meer vermeld, dat uit het rapport van de FSC volgt dat klager het IT beheer op een incorrecte en inefficiënte wijze heeft uitgevoerd, waardoor risico’s niet efficiënt zijn beheerst, dat er ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd in het IT beheer en dat klager onverantwoorde risico’s heeft genomen, en dat vooral op het gebied van beveiliging, managen en monitoren van externe partijen die het merendeel van de beheerswerkzaamheden uitvoeren, is tekortgekomen.
2.5
Naar het oordeel van het gerecht gaat het in deze om een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim, zodat schorsing gedurende het disciplinaire onderzoek in redelijkheid in het belang van de dienst kan worden geacht. Het gerecht merkt in dit verband echter wel op dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek.
2.6
Het bezwaar van klager zal ongegrond worden verklaard.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 3 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).

Voetnoten

1.Zie bv. Centrale Raad van Beroep d.d. 16 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8683