ECLI:NL:OGAACMB:2016:61

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 juni 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
Gaza nr. 2385 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen bevordering binnen de politie en opleidingseisen

In deze zaak gaat het om een bezwaar van klager, een politieambtenaar bij het Korps Politie Aruba, tegen een besluit van de Gouverneur van Aruba. Dit besluit, genomen op 1 september 2015, hield in dat klager met ingang van 1 augustus 2014 zou worden bevorderd naar de rang van brigadier, met een bijbehorende bezoldiging. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing, omdat hij van mening was dat hij eerder bevorderd had moeten worden, gezien zijn omstandigheden en het feit dat hij zijn MBO-politieopleiding kwalificatieniveau IV pas op 1 juli 2014 had afgerond. Klager stelde dat hij deze opleiding niet eerder had kunnen afronden door een schorsing die hem was opgelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, welke schorsing later door het gerecht was vernietigd.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat het bezwaar tijdig was ingediend. Vervolgens is de inhoud van het bezwaar behandeld. Het gerecht oordeelde dat de opvatting van de Gouverneur, dat klager pas met ingang van 1 augustus 2014 kon worden bevorderd, juist was. Klager had niet aangetoond dat zijn situatie zodanig was dat er van de opleidingseisen afgeweken moest worden. Het gerecht concludeerde dat het bestreden besluit op goede gronden tot stand was gekomen en verklaarde het bezwaar ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter W.C.E. Winfield op 27 juni 2016.

Uitspraak

Uitspraak van 27 juni 2016
Gaza nr. 2385 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.A.J. van der Biezen,
tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 1 september 2015, no. 13, aan klager verzonden op 21 september 2015, heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 augustus 2014 te bevorderen naar de rang van brigadier, met vaststelling van de bezoldiging op schaal P04, dienstjaar 1, en de eerstvolgende periodieke verhoging op 1 augustus 2016.
Tegen deze beschikking heeft klager op 14 oktober 2015 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 14 december 2015 een contra-memorie ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van 7 maart 2016, alwaar zijn verschenen klager in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij gemachtigde.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

2.1
Gelet op de inhoud van het bezwaarschrift en de ter zitting daarop gegeven toelichting is het bezwaarschrift gericht tegen het landsbesluit van 1 september 2015, no. 13. Het bezwaarschrift is ingediend binnen de termijn van dertig dagen na de dag waarop klager van deze beschikking kennis heeft kunnen nemen, zoals voorgeschreven in artikel 41, derde lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), zodat het ontvankelijk is. Het gerecht volgt verweerder niet in zijn opvatting dat het bezwaarschrift (mede) is gericht tegen een, volgens verweerder op dat moment nog niet tot stand gekomen, (fictieve) weigering om op een door klager op 1 december 2014 bij de minister van Justitie ingediend verzoek om met ingang van 1 januari 2013 te worden bevorderd, te beslissen. Voormeld landsbesluit, dat voorziet in bevordering met ingang van 1 augustus 2014, moet geacht worden de negatieve beslissing op dat verzoek te behelzen. Voor een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar in zoverre bestaat derhalve geen grond.
Inhoudelijk
2.2
Klager is als politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA). Klager heeft op 1 juli 2014 het diploma M.B.O. Politieopleiding kwalificatie niveau 4 behaald.
2.3
Aan de bestreden beschikking ligt verweerders opvatting ten grondslag dat klager niet eerder dan met ingang van 1 augustus 2014 kan worden bevorderd naar de rang van brigadier aangezien hij pas op 1 juli 2014 de voor bevordering vereiste MBO-politieopleiding kwalificatieniveau IV met succes heeft afgerond.
2.4
Klager brengt hier tegenin dat hij die opleiding buiten zijn schuld niet eerder heeft kunnen afronden, nu hij wegens een strafrechtelijk onderzoek geschorst is geweest, welk schorsingsbesluit door het gerecht evenwel bij uitspraak van 20 maart 2013, GAZA nr. 2006 van 2012, is vernietigd.
2.5
Het gerecht is met verweerder van oordeel dat hetgeen klager heeft aangevoerd geen grond behoefde te zijn om af te wijken van de opleidingseisen die verweerder dient te hanteren ingevolge het Landsbesluit rechtspositie politie. Daarbij is in aanmerking genomen dat het schorsingsbesluit weliswaar door het gerecht wegens een motiveringsgebrek is vernietigd, maar dat aan klager, vanwege feiten die verband hielden met die welke aanleiding gaven tot zijn schorsing, alsnog bij landsbesluit van 24 mei 2013, no. 8, de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag is opgelegd. Tegen dit landsbesluit heeft klager geen rechtsmiddel aangewend zodat de juistheid daarvan als vaststaand moet worden aangenomen. Onder deze omstandigheden kan niet worden staande gehouden dat het niet eerder kunnen afronden van de hiervoor bedoelde opleiding geheel buiten de risicosfeer van klager is gelegen.
2.6
Het gerecht concludeert derhalve dat het bestreden landsbesluit van 1 september 2015 op goede gronden tot stand is gekomen. Het bezwaar van klager dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 27 juni 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).