ECLI:NL:OGAACMB:2016:52

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 1963 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot treffen van een voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te Aruba, bezwaar gemaakt tegen een disciplinaire straf van ontslag die hem was opgelegd. Dit ontslag werd met een landsbesluit van 31 mei 2016 ten uitvoer gelegd. Verzoeker heeft op 13 juli 2016 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en op 18 augustus 2016 verzocht om een voorziening bij voorraad, waarbij hij vroeg om weder te werkstelling en doorbetaling van zijn bezoldiging totdat de beschikking onherroepelijk zou zijn. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 september 2016 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder, de gouverneur van Aruba.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak een ambtenaar een voorziening bij voorraad kan vragen, maar dat hiervoor een aanmerkelijke kans moet bestaan dat de bestreden beslissing in de hoofdzaak niet in stand zal blijven. Verzoeker heeft erkend dat hij de bestreden beschikking op 31 mei 2016 heeft ontvangen, maar stelde dat hij deze kort daarna kwijt was geraakt. Hij voerde aan dat hij pas op 12 juli 2016 een kopie van de beschikking had ontvangen, waardoor hij pas op 13 juli 2016 bezwaar kon maken.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker zijn bezwaar te laat heeft ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van bezwaar op 30 juni 2016 was verstreken. De reden die verzoeker aanvoerde voor de termijnoverschrijding werd niet als verschoonbaar beschouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker in de bodemprocedure waarschijnlijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard wegens termijnoverschrijding. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 19 september 2016
GAZA nr. 1963 van 2016
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[verzoeker],
wonende te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:
de gouverneur van Aruba,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 31 mei 2016, no. 3, is met toepassing van artikel 83, vijfde lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) bepaald dat de aan verzoeker voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van ontslag met ingang van de dag na dagtekening van dit landsbesluit ten uitvoer wordt gelegd.
Verzoeker heeft op 13 juli 2016 tegen deze beschikking bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Op 18 augustus 2016 heeft verzoeker zich tevens tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad ertoe strekkende dat verweerder wordt opgedragen om verzoeker weder te werk te stellen en om zijn ambtelijke bezoldiging door te betalen totdat de bestreden beschikking onherroepelijk is geworden, kosten rechtens.
Het verzoek is op 5 september 2016 in raadkamer behandeld, waar verzoeker is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is. Voor honorering van het verzoek is in het algemeen grond, indien een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beslissing in de hoofdzaak niet in stand zal blijven.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 van de La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
Verzoeker heeft erkend de bestreden beschikking reeds op 31 mei 2016 te hebben ontvangen, maar stelt dat hij deze bijna direct hierna is kwijtgeraakt. Verzoeker voert voorts aan dat hij pas op 12 juli 2016 een kopie van de bestreden beschikking via het Departamento di Recurso Humano (DRH) heeft mogen ontvangen waardoor hij, mede gelet op het bepaalde in artikel 43, tweede lid, van de La, niet eerder dan 13 juli 2016 in bezwaar bij het gerecht kon gaan.
2.4
Verweerder voert ter zitting gemotiveerd verweer en stelt dat het verzoek van verzoeker afgewezen dient te worden, nu verzoeker zijn bezwaar tegen de bestreden beschikking tardief heeft ingediend. Het bezwaar van verzoeker zal derhalve in de bodemzaak niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus verweerder.
2.5
In dit geval dient de voorzieningenrechter de vraag te beantwoorden of op voorhand voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat verzoeker ontvankelijk is in zijn bezwaar.
2.6
De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Voor het indienen van een bezwaarschrift is blijkens artikel 41, eerste lid, van de La een termijn van dertig dagen toegestaan, aanvangende de dag na die waarop de aangevallen beschikking is gegeven. Artikel 41, derde lid van de La bepaalt dat hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking, redelijkerwijs heeft kunnen kennisdragen.
2.7
Verzoeker heeft erkend dat hij reeds op de dag van de dagtekening ervan kennis had genomen van de bestreden beschikking. Uit artikel 41, eerste lid en derde lid, van de La volgt derhalve dat hij tot uiterlijk 30 juni 2016 hiertegen had kunnen opkomen. Verzoeker heeft echter het bezwaarschrift pas op 13 juli 2016 bij het gerecht ingediend. De reden die verzoeker heeft aangevoerd voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, namelijk dat hij bijna direct na ontvangst van de bestreden beschikking zijn kopie kwijt was geraakt en pas op 12 juli 2016 weer een kopie heeft kunnen bemachtigen, kan niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding leiden. Daarbij is in aanmerking genomen dat het voor verzoeker mogelijk was om, ter voorkoming dat de bezwaarstermijn ongebruikt zou verstrijken, bezwaar in te brengen (zo nodig op nader aan te voeren gronden) met de mededeling dat hij in afwachting was van de ontvangst van een kopie van de bestreden beschikking. Artikel 45 van de La schrijft immers voor dat, indien de indiener van een bezwaarschrift verzuimt daarbij de benodigde gegevens of stukken te voegen, hem de gelegenheid wordt geboden dit verzuim te herstellen.
2.8
Dit alles leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het bezwaar van verzoeker in de bodemprocedure waarschijnlijk, wegens termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Voor het treffen van een voorziening bij voorraad bestaat daarom geen aanleiding. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, ambtenarenrechter, en uitgesproken in raadkamer op maandag 19 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.