ECLI:NL:OGAACMB:2016:46

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 augustus 2016
Publicatiedatum
31 augustus 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 2702 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba

In deze zaak heeft klager, een inwoner van Aruba, op 13 oktober 2015 verzocht om een kindertoelage voor zijn zoon, geboren op 23 juli 1990, op grond van het Landsbesluit duurtetoeslag gepensioneerden. Dit verzoek was gericht aan de stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (APFA). Na het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek, heeft klager op 25 november 2015 bezwaar gemaakt bij het gerecht. De stichting APFA heeft een contramemorie ingediend en de zaak is behandeld op 25 april 2016, waarbij klager in persoon verscheen en de stichting werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Het gerecht heeft overwogen dat klager niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat de Gouverneur ook als verweerder moet worden aangemerkt, aangezien het verzoek uitsluitend aan de stichting APFA was gericht. De kern van de zaak was of het uitblijven van een beslissing op het verzoek als een voor bezwaar vatbare weigering kon worden aangemerkt volgens de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La). De stichting APFA betoogde dat zij niet als administratief orgaan kan worden aangemerkt, wat het gerecht heeft bevestigd. Dit was te wijten aan de privatisering van het voormalige Algemeen Pensioenfonds Aruba, waardoor de stichting niet als een publiekrechtelijke rechtspersoon kan worden beschouwd.

Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat het verzoek van klager niet was gericht aan een bevoegd administratief orgaan, waardoor er geen voor bezwaar vatbare weigering was ontstaan. Het bezwaar werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield op 22 augustus 2016, en partijen hebben het recht om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Uitspraak van 22 augustus 2016
GAZA nr. 2702 van 2015
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[Klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba,
zetelende te Aruba,
VERWEERSTER,
gemachtigden: de advocaten mrs. M.G.M. Schwengle en C.A.P. Schröder.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 13 oktober 2015 heeft klager aan verweerster verzocht om hem met ingang van 9 februari 2011 ten behoeve van zijn op 23 juli 1990 geboren zoon een kindertoelage op grond van het Landsbesluit duurtetoeslag gepensioneerden toe te kennen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft klager op 25 november 2015 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 25 april 2016, alwaar klager in persoon is verschenen, en verweerster is vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht merkt allereerst op dat klager niet kan worden gevolgd in zijn opvatting dat ook de Gouverneur als verweerder dient te worden aangemerkt. Het in klagers brief vervatte verzoek om toekenning van een kindertoelage is uitsluitend gericht aan verweerster. Gelet hierop kan er niet mede sprake zijn van het uitblijven van een beslissing van de Gouverneur op dit verzoek.
2.2
Het gerecht zit zich voorts geplaatst voor de vraag of het uitblijven van een beslissing op het verzoek als een voor bezwaar vatbare weigering te beschikken in de zin van artikel 3, eerste lid, en artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan worden aangemerkt. Door verweerster is in dit verband betoogd dat zij ter zake van hetgeen klager heeft verzocht niet als een administratief orgaan in de zin van evengenoemde wetsbepalingen kan worden aangemerkt.
2.3
Dit betoog slaagt. Als gevolg van de privatisering van het voormalige Algemeen Pensioenfonds Aruba (APFA) zijn de pensioenaanspraken van ambtenaren krachtens een door het Land met verweerster gesloten overeenkomst naar burgerlijk recht ondergebracht bij verweerster, zijnde een stichting en niet een krachtens publiek recht ingestelde rechtspersoon. Verweerster (of een van haar organen) kan daarom in niet als administratief orgaan in de zin van de La worden aangemerkt, tenzij uit enige wettelijk voorschrift anders voortvloeit. Uit artikel 7 van de Landsverordening privatisering APFA volgt dat dit slechts het geval is ten aanzien van de rechtsgevolgen van de beslissingen van het APFA, genomen voor het tijdstip van intrekking van de Landsverordening oprichting Algemeen Pensioenfonds, alsmede ten aanzien van besluiten van verweerster die genomen zijn naar aanleiding van verzoeken of aanvragen die op basis van de Pensioenverordening landsdienaren zijn gedaan. In aanmerking genomen dat klagers ambtenarenpensioen is ingegaan nà intrekking (per 1 januari 2011) van de Pensioenverordening landsdienaren en zijn pensioenaanspraken dientengevolge worden beheerst door het door verweerster vastgestelde pensioenreglement, is evengenoemde wetsbepaling niet op hem van toepassing.
2.4
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat, nu klagers verzoek niet is gericht tot een ter zake bevoegd administratief orgaan, er geen voor bezwaar vatbare weigering te beschikken is ontstaan. Dit betekent dat het bezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).