ECLI:NL:OGAACMB:2016:36
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen schorsing van ambtenaar in verband met verdenking van zedenmisdrijf
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen zijn schorsing door de Gouverneur van Aruba. Klager was werkzaam bij het Bureau Orthopedagogisch Centrum en werd op 27 mei 2015 aangehouden op verdenking van zedenmisdrijven jegens een minderjarige. Na zijn aanhouding werd hij in voorlopige hechtenis gesteld, maar op 1 juli 2015 oordeelde het Gemeenschappelijk Hof van Justitie dat er onvoldoende ernstige bezwaren waren om zijn voorlopige hechtenis voort te zetten. Ondanks deze uitspraak werd klager op 11 september 2015 geschorst op basis van artikel 87 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). Klager maakte bezwaar tegen deze schorsing, stellende dat de schorsing onterecht was omdat hij niet langer als verdachte kon worden aangemerkt.
Tijdens de zitting op 15 februari 2016 werd het bezwaar behandeld. Klager ontkende de hem verweten gedragingen en stelde dat er opzettelijk leugenachtige verklaringen over hem waren afgelegd. Het gerecht overwoog dat de beslissing tot schorsing een ordemaatregel was, die noodzakelijk was om het ongestoord functioneren van de dienst te waarborgen. Het gerecht concludeerde dat, ondanks de uitspraak van het Hof, klager nog steeds als verdachte kon worden aangemerkt, gezien de aard van de beschuldigingen en het lopende strafrechtelijk onderzoek. Het gerecht oordeelde dat de Gouverneur op goede gronden had besloten tot schorsing van klager.
De uitspraak werd gedaan op 6 juni 2016, waarbij het bezwaar van klager ongegrond werd verklaard. Klager heeft het recht om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing.