ECLI:NL:OGAACMB:2016:35
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke ontslagzaak
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 25 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad, ingediend door verzoekster, die met ingang van 3 november 2014 ontslag was verleend wegens plichtsverzuim. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 12 juni 2015, waarin haar ontslag met onmiddellijke werking werd geregeld. Het gerecht oordeelde dat de voorzitter van de verweerders niet vrijstond om deze bepaling op te nemen zonder deze in een vergadering van verweerders in stemming te brengen. Dit leidde tot de conclusie dat er een bevoegdheidsgebrek kleefde aan de beschikking van 12 juni 2015.
Het gerecht overwoog dat verzoekster een spoedeisend belang had bij haar verzoek, aangezien zij sinds januari 2016 geen inkomsten meer ontving. Het gerecht oordeelde dat de uitbetaling van verzoeksters bezoldiging met ingang van januari 2016 hervat diende te worden, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep was beslist. De beslissing van het gerecht benadrukte dat de onmiddellijke werking van het ontslag niet zonder meer kon worden aangenomen en dat de essentialia van het ontslagbesluit in een vergadering van verweerders moesten worden besproken. De uitspraak van het gerecht was een voorlopige voorziening die de belangen van verzoekster beschermde in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.