In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 30 mei 2016 uitspraak gedaan over het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek naar de rang van hoofdingenieur 1ste klasse. Klager had op 31 maart 2015 een brief ontvangen van verweerder, waarin werd medegedeeld dat zijn bevorderingsvoorstel niet voor inwilliging vatbaar was. Klager maakte hiertegen bezwaar, wat leidde tot een zitting op 9 november 2015. Tijdens deze zitting werd het bezwaar van klager behandeld, waarbij verweerder zijn standpunt verdedigde dat de brief van 31 maart 2015 geen voor bezwaar vatbare beschikking was, maar slechts een feitelijke mededeling. Het gerecht oordeelde echter dat de brief wel degelijk als een afwijzende beschikking moest worden aangemerkt, waardoor het bezwaar ontvankelijk was.
Het gerecht heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Klager was werkzaam als hoofd van de afdeling [Y] en had eerder een verzoek om bevordering ingediend, dat op 28 juli 2013 was afgewezen. De afwijzing van het bevorderingsverzoek werd gemotiveerd met de stelling dat de functie van klager maximaal gewaardeerd was op schaal 13, hetgeen hij al had bereikt. Klager voerde aan dat zijn verzoek getoetst moest worden aan een nieuw formatierapport, waarin zijn functie op schaal 14 was gewaardeerd. Verweerder betwistte dit en stelde dat het formatierapport nooit was goedgekeurd.
Het gerecht concludeerde dat klager niet kon aantonen dat er sprake was van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die aanleiding gaven om de eerdere afwijzing te herzien. De rechter oordeelde dat het bezwaar ongegrond was en verklaarde dit in de uitspraak. Klager heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen binnen dertig dagen na de uitspraak.